ECLI:NL:RBDHA:2021:13855
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewetuitkering en procesbelang in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering. De eiser, die werkzaam was als medewerker expeditie bij Sligro Food Group B.V., had zich per 8 maart 2019 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Op 4 maart 2020 heeft het Uwv de uitkering beëindigd met ingang van 7 april 2020, wat door de eiser werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 14 september 2021 behandeld, waarbij de eiser en de gemachtigden van de partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv op goede gronden is gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken die aan de beëindiging ten grondslag lagen zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij meer beperkt was dan vastgesteld, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de eiser in staat was om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen, wat de beëindiging van de uitkering rechtvaardigde.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.