Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
10 december 2021 in de zaken tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: J.A. Cardol),
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,
de Staat der Nederlanden, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Zitting
Beslissing
Overwegingen
19 maart 2014. Het volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedrag heeft zij berekend aan de hand van een taxatierapport van Grondstra taxaties (het taxatierapport I). In het taxatierapport I is de handelsinkoopwaarde van de auto berekend op € 11.071, uitgaande van een handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat van € 18.483 (op basis van de koerslijst van Eurotaxglass’s) en een bedrag aan schade van € 7.412, zijnde de totale gecalculeerde reparatiekosten.
12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:847 en Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63). De bewijslast voor de belastingverminderende factoren rust dan ook op eiseres. Artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzet zich niet tegen deze bewijslastverdeling.
1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor van 1). Voor een integrale proceskostenvergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding. Uit de gedingstukken en hetgeen eiseres heeft gesteld, valt naar het oordeel van de rechtbank niet op te maken dat verweerder zodanig ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld dat daarin grond is gelegen om van de forfaitaire regeling voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand af te wijken. Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit is dan ook niet gebleken.