ECLI:NL:RBDHA:2021:13866
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens te late indiening in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser had een beroepschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting, die was opgelegd op 29 april 2017. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 8.277 aan omzetbelasting, met een belastingrente van € 559 en een boete van € 827. Eiser had op 15 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst op 27 oktober 2017 handhaafde de naheffingsaanslag en de rentebeschikking, terwijl de boete werd vernietigd.
Eiser heeft op 7 mei 2020 opnieuw bezwaar gemaakt, maar de belastingwetgeving staat geen tweede bezwaar toe tegen een naheffingsaanslag. De rechtbank heeft dit bezwaar aangemerkt als een beroepschrift tegen de eerdere uitspraak op bezwaar. De kernvraag was of dit beroepschrift tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift uiterlijk op 8 december 2017 ingediend had moeten worden, maar dat dit niet was gebeurd. Eiser had het beroepschrift pas op 7 mei 2020 ingediend, wat te laat was.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het eiser kon worden toegerekend dat hij het beroepschrift te laat had ingediend. Eiser had verklaard dat hij zich bij de uitspraak op bezwaar had neergelegd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het hem niet kon worden toegerekend dat hij te laat was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroepschrift niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.