ECLI:NL:RBDHA:2021:13866

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
20_5448
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens te late indiening in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser had een beroepschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting, die was opgelegd op 29 april 2017. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 8.277 aan omzetbelasting, met een belastingrente van € 559 en een boete van € 827. Eiser had op 15 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst op 27 oktober 2017 handhaafde de naheffingsaanslag en de rentebeschikking, terwijl de boete werd vernietigd.

Eiser heeft op 7 mei 2020 opnieuw bezwaar gemaakt, maar de belastingwetgeving staat geen tweede bezwaar toe tegen een naheffingsaanslag. De rechtbank heeft dit bezwaar aangemerkt als een beroepschrift tegen de eerdere uitspraak op bezwaar. De kernvraag was of dit beroepschrift tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift uiterlijk op 8 december 2017 ingediend had moeten worden, maar dat dit niet was gebeurd. Eiser had het beroepschrift pas op 7 mei 2020 ingediend, wat te laat was.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het eiser kon worden toegerekend dat hij het beroepschrift te laat had ingediend. Eiser had verklaard dat hij zich bij de uitspraak op bezwaar had neergelegd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het hem niet kon worden toegerekend dat hij te laat was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroepschrift niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/5448

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van10 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder op het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 29 oktober 2013 tot en met 30 september 2016 met aanslagvolgnummer [nummer] (de naheffingsaanslag).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2021. Eiser is daar verschenen, verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Onderbouwing van deze beslissing

Waar gaat deze zaak over?

1. De naheffingsaanslag is opgelegd op 29 april 2017. Met de naheffingsaanslag is een bedrag van € 8.277 aan omzetbelasting nageheven waarbij een bedrag van € 559 aan belastingrente in rekening is gebracht. Ook is bij de naheffingsaanslag een boete opgelegd van € 827. Eiser heeft tegen de naheffingsaanslag op 15 maart 2017 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2017 de naheffingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd en de boete vernietigd.
2. Op 7 mei 2020 heeft eiser opnieuw bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De belastingwetgeving biedt echter niet de mogelijkheid om een tweede keer bezwaar te maken tegen een naheffingsaanslag. Verweerder heeft dat uitgelegd in zijn brief van 9 juni 2020. De rechtbank heeft het bezwaar van eiser van 7 mei 2020 aangemerkt als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2017. Dat beroepschrift wordt daarom geacht op 7 mei 2020 bij de rechtbank te zijn ontvangen.
3. De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of het beroepschrift op tijd is ingediend. Als dat niet zo is, moet het beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal het beroepschrift dan niet inhoudelijk beoordelen.

Is het beroepschrift op tijd ingediend?

4. Een beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar waartegen het beroep is gericht. Dat volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De brief van verweerder van 9 juni 2020 is geen uitspraak op bezwaar en tegen die brief kan geen beroep worden ingesteld. Vaststaat dat de datum van de uitspraak op bezwaar 27 oktober 2017 is. Dat betekent dat het beroepschrift uiterlijk op 8 december 2017 ingediend moest worden. Dat heeft eiser niet gedaan. Het beroepschrift is pas op 7 mei 2020, en dus te laat, ingediend bij verweerder.

Is het eiser toe te rekenen dat hij het beroepschrift te laat heeft ingediend?

5. Als blijkt dat het de indiener van het beroepschrift niet kan worden toegerekend dat hij het beroepschrift te laat heeft ingediend, blijft de niet-ontvankelijkverklaring achterwege. Dat volgt uit artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich bij de uitspraak op bezwaar had neergelegd. Toen er vervolgens door de ontvanger van de Belastingdienst invorderingsrente en invorderingskosten in rekening werden gebracht voor de naheffingsaanslag, is hij daartegen opgekomen. In dat licht moet ook dit beroepschrift worden gezien.
6. Daarmee heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het te laat indienen van het beroepschrift hem niet kan worden toegerekend. Niet gebleken is dat het voor hem onmogelijk was om het beroepschrift op tijd in te dienen.

Conclusie

7. Eiser heeft het beroepschrift te laat ingediend en dat kan hem worden toegerekend. Het beroepschrift is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.

Opmerking ten overvloede

8. De rechtbank heeft het beroep van eiser ook aangemerkt als gericht tegen de uitspraken van de ontvanger van de Belastingdienst over de invorderingsrente en de invorderingskosten. Aan dat beroep heeft de rechtbank het zaaknummer SGR 21/5188 toegekend. Voor wat betreft het griffierecht heeft de rechtbank die zaak aangemerkt als samenhangend met dit beroep. Het beroep met zaaknummer SGR 21/5188 is op de zitting van de rechtbank van 26 november 2021 afzonderlijk behandeld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.B.K. Stroosnier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Wanneer u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag, team belastingrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. Het hoger beroep moet binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak worden ingediend.