ECLI:NL:RBDHA:2021:13869
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en heeft de motivering van haar beslissing als volgt uiteengezet: de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft niet aangetoond dat er in Duitsland sprake is van schending van de relevante richtlijnen en dat hij daar onder slechte omstandigheden zal worden opgevangen.
De rechtbank benadrukte dat Duitsland, net als Nederland, gebonden is aan internationale verdragen en richtlijnen op het gebied van asielrecht. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van overdracht aan Duitsland moest worden afgezien. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand was gekomen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 februari 2021, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.