ECLI:NL:RBDHA:2021:13870
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een V-nummer heeft, had op 18 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag volgens de Dublin-regelgeving.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats via een Skype-beeldverbinding, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft gemotiveerd dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in een andere zaak (NL21.829), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 4 februari 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.