ECLI:NL:RBDHA:2021:13878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
NL21.7419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van lesbische vrouw uit Nigeria en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van haar lesbische geaardheid. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich onvoldoende gemotiveerd had opgesteld in zijn afwijzing van de asielaanvraag. De eiseres had verklaard dat zij in Nigeria een lesbische relatie had en dat zij werd bedreigd met besnijdenis. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd waarom de lesbische geaardheid van eiseres ongeloofwaardig was, ondanks dat zij voornamelijk over seksuele handelingen had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de context van de bedreigingen en de verklaringen van (ex-)vriendinnen onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overgelegde verklaringen en de persoonlijke situatie van eiseres. De rechtbank oordeelde ook dat de proceskosten van eiseres vergoed moesten worden, vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7419

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer 1] ,
alsmede haar minderjarige kind,
[naam minderjarige]( [voornaam minderjarige] ),
V-nummer: [nummer 2] ,
samen: eisers,
gemachtigde: mr. A. Saakjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aan eiseres is geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2021 op zitting in Dordrecht behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen
[naam tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers zijn van Nigeriaanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Haar dochter [voornaam minderjarige] is geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017.
Op 30 januari 2020 heeft eiseres de asielaanvraag ingediend.
Bij besluit van 22 juni 2020 is deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Duitsland op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw gelezen in samenhang met de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Omdat eiseres niet binnen de termijnen zoals genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is overgedragen aan de autoriteiten van Duitsland, is zij opgenomen in de nationale procedure. Dat is de procedure die nu voor ligt.
Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij lesbisch is. Zij heeft van 2009 tot haar vertrek uit Nigeria in 2016 een lesbische relatie met haar vriendin [naam persoon 1] gehad. In 2016 zijn zij betrapt door de grootmoeder van eiseres en is zij mishandeld door dorps-genoten. Ook werden er voorbereidingen getroffen om haar te laten besnijden. Bij terugkeer vreest zij voor vervolging door de Nigeriaanse autoriteiten.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst,
2. lesbische geaardheid,
3. problemen naar aanleiding van lesbische geaardheid,
4. dreiging vrouwenbesnijdenis.
Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig. De overige elementen acht verweerder niet geloofwaardig en hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Zienswijze
3. Eiseres verzoekt alles wat zij in haar zienswijze heeft aangevoerd in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen. In het bestreden besluit heeft verweerder de argumenten in de zienswijze gemotiveerd weerlegd. Voor zover eiseres de weerlegging van haar argumenten niet gemotiveerd heeft bestreden, laat de rechtbank die argumenten verder onbesproken.
Werkinstructie 2019/17
4. In werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd wordt ingegaan op het onderzoek dat de IND doet naar de geloofwaardigheid in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. De IND betrekt bij het horen en de daaropvolgende beoordeling van de geloofwaardigheid in
ieder geval de volgende thema’s:
  • privéleven;
  • huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen;
  • contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
De thema’s geven een richting aan maar moeten niet gezien worden als een ‘checklist’.
Het blijft een individuele beoordeling en elke (lhbti) vreemdeling is uniek. De IND is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen.
Elementen afzonderlijk beoordeeld
5. Voor zover eiseres in beroep aanvoert dat het bestreden besluit in strijd is met
WI 2019/17, omdat verweerder de relevante elementen niet afzonderlijk heeft beoordeeld, faalt dat beroep. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder zowel de lesbische geaardheid als de problemen naar aanleiding van de lesbische geaardheid en de dreiging vrouwen-besnijdenis inhoudelijk op hun geloofwaardigheid beoordeeld. Zie bijvoorbeeld pagina 8 en 9 van het voornemen waar verweerder op deze laatste twee punten afzonderlijk in gaat.
Asielrelaas
6. Eiseres voert verder in beroep aan dat verweerder haar gestelde lesbische geaardheid en de problemen als gevolg daarvan ten onrechte ongeloofwaardig vindt.
Dat eiseres voornamelijk heeft verklaard over de seksuele handelingen betekent niet dat zij haar lesbische geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres. Ook heeft verweerder de verklaringen van (ex-)vriendinnen onvoldoende meegewogen bij zijn beoordeling, aldus eiseres.
Gestelde lesbische geaardheid
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres gestelde lesbische geaardheid ongeloofwaardig is. Weliswaar heeft eiseres voornamelijk over de seksuele handelingen met haar (ex-) vriendinnen verklaard, maar dit is niet het enige waar zij over heeft verklaard. Zo heeft zij verklaard over de relaties die zij heeft (gehad) met vrouwen. Om te beginnen heeft zij verklaard over haar relatie met [naam persoon 1] , haar eerste vriendin. Zij heeft hierover onder meer verklaard wat zij leuk vindt aan [naam persoon 1] (zie pagina 12 van het verslag nader gehoor) en hoe haar relatie met [naam persoon 1] groeide en hoe zij de toekomst samen zagen (zie pagina 28 van het verslag nader gehoor). Daarbij heeft eiseres een brief van [naam persoon 1] overgelegd van
11 januari 2021 waarin staat dat zij samen een lesbische relatie hebben gehad. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
4 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1754) volgt dat verweerder kenbaar moet motiveren hoe hij rekening heeft gehouden met aangeleverde stukken.
De rechtbank vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd hoe hij rekening heeft gehouden met deze verklaring van [naam persoon 1] . Daarbij merkt de rechtbank op dat het tussen partijen niet in geschil is dat eiseres een seksuele relatie heeft gehad met [naam persoon 1] (zie pagina 6 van het voornemen). Eiseres heeft verder verklaard over haar seksuele relatie met een vrouw in Duitsland met de bijnaam ‘ [bijnaam persoon] ’. Ook deze seksuele relatie wordt door verweerder wel geloofd (zie pagina 6 van het voornemen). Eiseres heeft daarnaast verklaard over haar huidige relatie met [naam persoon 2] . Hierover heeft zij onder meer verklaard dat zij samen naar feestjes gaan, samen gaan wandelen en dat [naam persoon 2] ook wel eens voor haar dochter zorgt (zie pagina 32 verslag nader gehoor). Ter onderbouwing van hun relatie heeft eiseres een brief van [naam persoon 2] van 12 januari 2021 overgelegd. De rechtbank vindt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd hoe hij rekening heeft gehouden met deze verklaring van [naam persoon 2] .
De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder zo, dat hij wel geloofwaardig vindt dat eiseres (hechte) vriendschappelijke en tegelijkertijd fysieke/seksuele relaties heeft (gehad), maar niet dat dat ‘romantische relaties’ of ‘liefdesrelaties’ waren. Al deze relaties zijn kennelijk meer gericht (geweest) op het bevredigen van seksuele behoeftes. Als dit tot uitgangspunt wordt genomen – ook in het licht van de achtergrond van eiseres (volgens haar gemachtigde ter zitting is zij niet de meest verfijnde persoon, die makkelijk over gevoelens praat) – motiveert verweerder onvoldoende waarom desondanks aan eiseres wordt tegengeworpen dat zij weinig concrete verklaringen over de relatie(s) heeft afgelegd, dat zij ten aanzien van haar gevoelens slechts in algemeenheden spreekt en dat van haar meer gedetailleerde, specifiekere en persoonlijkere verklaringen hadden mogen worden verwacht. Het beroep slaagt op dit punt. Hieronder behandelt de rechtbank de problemen als gevolg van de gestelde geaardheid.
Problemen als gevolg van de gestelde geaardheid
6.2.
Eiseres heeft verklaard dat haar grootmoeder haar en [naam persoon 1] in 2016 heeft
betrapt en dat zij dorpsgenoten heeft gealarmeerd. Zij heeft verder verklaard dat zij mishandeld is door de dorpsgenoten, dat zij een mes in haar knie heeft gekregen en dat het niet stopte toen de politie arriveerde. Omdat haar grootmoeder de politie smeekte om haar eerst te laten besnijden, is eiseres eerst in een kamer gezet. Zij is vervolgens via een raam ontsnapt. Zij heeft twee tot drie minuten door een bos gerend en toen kwam zij [naam persoon 3] tegen, aldus eiseres.
6.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de context van de betrapping onvoldoende kenbaar heeft meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van het incident. Daarbij is van belang dat uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 (ambtsbericht) volgt dat grootmoeders een beslissende rol (kunnen) spelen bij het besluit om een vrouw te laten besnijden (pagina 86). De politie bemoeit zich hier niet mee. Verweerder heeft in het licht van het voorgaande onvoldoende gemotiveerd dat het niet geloofwaardig is dat de politie eiseres niet gelijk heeft gearresteerd.
Dat de verklaringen van eiseres volgens verweerder niet aannemelijk zijn gezien de ernst van de door eiseres gestelde verwondingen (pagina 20 verslag nader gehoor) kan de rechtbank niet volgen. Onduidelijk is hoe erg eiseres verwond was. Op dit punt heeft verweerder ook niet doorgevraagd. Dat het een kwestie van ‘leven of dood’ was en dat je in zo’n situatie extra kracht krijgt om weg te rennen, komt de rechtbank niet op voorhand onaannemelijk voor. Verweerders beoordeling is dus ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd zodat deze beroepsgrond slaagt.
Dreiging vrouwenbesnijdenis
7. Niet betwist is dat eiseres en haar dochter niet zijn besneden. Het gaat er hier dus om of verweerder de vrees voor besnijdenis terecht onvoldoende zwaarwegend vindt. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Weliswaar komt eiseres uit het zuiden van Nigeria en behoort zij tot de bevolkingsgroep Igbo, waarbij het risico om besneden te worden groter is (zie pagina 84 van het ambtsbericht), maar uit datzelfde ambtsbericht (pagina 82) volgt dat er sprake is van een afname van het percentage besneden vrouwen (25% in 2013 tegenover 20% in 2018). Verweerder heeft verder van belang mogen vinden dat eiseres niet duidelijk maakt voor wie zij te vrezen heeft. De moeder en de grootmoeder van eiseres – die haar zou(den) hebben willen laten besnijden – zijn overleden. Dat zij te vrezen heeft voor ‘extended family’ (zoals ooms en niet bloedverwante ‘zussen’) volgt niet uit het ambtsbericht. Daarnaast is van belang dat eiseres zelf niet besneden is, dat zij beslist over haar dochter en dat de vader van de dochter niet meer in beeld is, waardoor verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ook ten aanzien van haar minderjarige dochter bij terugkeer naar Nigeria geen gegronde vrees bestaat voor vrouwenbesnijdenis (pagina 85 van het ambtsbericht). Deze beroepsgrond faalt.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond.
9. De rechtbank ziet vanwege de omvang van het benodigde herstel geen mogelijk-
heden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te
voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd en verweerder zal binnen twaalf weken een nieuw besluit nemen met inacht-neming van deze uitspraak. Verweerder moet dus opnieuw de door eiseres gestelde vrees voor een reëel risico op ernstige schade in verband met de gestelde lesbische geaardheid beoordelen. Bij zijn beoordeling dient verweerder de verklaringen van [naam persoon 1] van 11 januari 2021 en van [naam persoon 2] van 12 januari 2021, alsmede de overgelegde printscreens van de WhatsApp gesprekken en de foto’s van haar deelname aan de Gay Pride te betrekken.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.W.F. van Deyzen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.