Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
: C/09/621508 / FT RK 21/932 HO
: C/09/622064 / FT RK 21/964 HO
1.De procedure
2.Het verzoek
€ 5.000 per dag. [X] zal niet wezenlijk in haar belang als crediteur worden geschaad bij opheffing van het beslag. [X] heeft een groot aantal onroerende zaken beslagen, waaronder een terrein in [gemeente 2] dat een overwaarde heeft van circa € 2 miljoen. Indien de beslagen niet worden opgeheven, kan [verzoekster] niet onbezwaard leveren en zal [verzoekster] geen beschikking krijgen over de broodnodige liquide middelen. Alsdan zal ook het continueren van het WHOA-traject worden bemoeilijkt, omdat zij over onvoldoende inkomsten beschikt om haar lopende verplichtingen te voldoen.
3.Zienswijzen [Z] en [Y], [X] en [A] c.s.
4.De beoordeling
Rechtsmacht, bevoegdheid en procedure
doet [verzoekster] de onderhavige verzoeken tot benoeming van een herstructureringsdeskundige en tot afkondiging van een afkoelingsperiode, met daarbij opheffing van beslagen. Nu deze verzoeken zijn gebaseerd op de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) dient in de eerste plaats te worden onderzocht of [verzoekster] verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden. Deze toestand komt er op neer dat een schuldenaar nog in staat is om zijn lopende verplichtingen te voldoen, maar tegelijkertijd voorziet dat er geen realistisch perspectief bestaat om een toekomstige insolventie af te wenden als zijn schulden niet worden geherstructureerd. De rechtbank is van oordeel dat deze WHOA-toestand zich niet voordoet en overweegt hiertoe als volgt.