ECLI:NL:RBDHA:2021:13987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/614475 / KG ZA 21-633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en ouderschapsbemiddeling in kort geding

In deze zaak, die op 31 augustus 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en een moeder over een voorlopige omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Vurdelja, vordert dat de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.C. van der Sanden, haar medewerking verleent aan de eerder gemaakte afspraken over de omgang met hun kind. De moeder heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie een eigen omgangsregeling. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen uiteindelijk overeenstemming bereikt over een voorlopige omgangsregeling, waarbij het kind volgens een tweewekelijks schema bij de vader verblijft. De voorzieningenrechter heeft ook een verwijzing naar ouderschapsbemiddeling voorgesteld, zodat de ouders kunnen werken aan hun communicatie en samenwerking in het belang van hun kind. De rechtbank heeft bepaald dat de ouders de kosten van de procedure zelf dragen en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/614475 / KG ZA 21-633
Vonnis in kort geding van 31 augustus 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1],
eiser,
advocaat: mr. D. Vurdelja te Den Haag,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat: mr. M.M.C. van der Sanden te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties;
- de op 26 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen en hun advocaten zijn verschenen.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit kort geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn samen de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 te [plaats 1] (hierna: [minderjarige]). De moeder oefent alleen het gezag over [minderjarige] uit.
2.2.
Partijen hebben na het verbreken van de relatie mondeling afspraken gemaakt over de omgang en de kinderalimentatie. Zij hebben een omgangsregeling afgesproken waarbij [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • van zondag 12:00 uur tot maandag naar school (of maandagmiddag tijdens de vakanties);
  • van donderdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school.
2.3.
De moeder heeft bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling en tot vaststelling van kinderalimentatie. Het kenmerk van deze procedure is C/09/612059 / FA RK 21-3287

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert in conventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: de moeder te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling die partijen samen hebben afgesproken;
  • subsidiair: een voorlopige omgangsregeling te bepalen inhoudende dat de vader [minderjarige] op zondag om 12:00 uur bij de moeder ophaalt en hem maandagochtend naar school of tijdens de vakanties op maandagmiddag bij de moeder brengt en daarnaast dat hij [minderjarige] op donderdag uit school of tijdens de vakanties bij de moeder ophaalt en op vrijdagochtend weer naar school of tijdens de vakanties naar de moeder brengt,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag dat de moeder (naar de rechtbank begrijpt) met de naleving daarvan in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,-- en met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de vader aan dat de moeder zich niet houdt aan de tussen partijen gemaakte afspraken. Bovendien wil zij de omgangsregeling inperken omdat zij dit rustiger voor [minderjarige] vindt. De vader vindt een inperking van de omgangsregeling niet in het belang van [minderjarige]. Het is juist in het belang van de persoonlijke ontwikkeling van [minderjarige] dat hij regelmatig contact heeft met zijn vader.
3.3.
De moeder voert verweer. Ook vordert zij in reconventie, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- vaststelling van een voorlopige omgangsregeling waarbij [minderjarige] bij de vader is:
 om de week van zaterdag 12:00 uur tot maandag naar school;
 wekelijks van donderdag na school tot vrijdag naar school;
 een week in de zomervakantie en in de kerstvakantie;
en waarbij [minderjarige] de eerstvolgende keer door de moeder naar de vader wordt gebracht en zij in de gelegenheid wordt gesteld zijn woning te bekijken;
- veroordeling van de vader in de proceskosten.

4.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

Voorlopige omgangsregeling
4.1.
Partijen hebben na onderhandelingen op de gang via hun advocaten ter zitting uiteindelijk overeenstemming bereikt over een voorlopige omgangsregeling. Zij zijn overeengekomen dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal zijn volgens het volgende tweewekelijkse schema:
  • week 1: van maandag uit school tot woensdag naar school;
  • week 2: van zondag 12:00 uur tot dinsdag naar school,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt en waarbij de wisseling op de dagen dat er geen school is, zal plaatsvinden om 12:00 uur. De voorzieningenrechter zal deze voorlopige omgangsregeling op verzoek van partijen vastleggen in dit vonnis.
4.2.
Verder heeft de vader ter zitting toegezegd dat hij enkele foto’s van zijn huurstudio (waar [minderjarige] bij hem verblijft) zal maken en dat hij deze via de advocaten aan de moeder zal toesturen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de vader deze toezegging zal nakomen.
Ouderschapsbemiddeling
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt het in het belang van [minderjarige] dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie, verstandhouding en vertrouwen als ouders van [minderjarige]. In dat kader is ter zitting met de ouders gesproken over een verwijzing naar een traject ouderschapsbemiddeling. Dit traject biedt de ouders de mogelijkheid om onder begeleiding van een professionele hulpverlener gesprekken met elkaar te voeren en in het belang van [minderjarige] te werken aan het herstel van genoemde punten. Daarbij kunnen de ouders hun wensen en zorgen voor wat betreft [minderjarige] over en weer bespreken en de huidige omgangsregeling evalueren. De ouders kunnen zo bezien of zij in onderling overleg en onder begeleiding verdere afspraken kunnen maken over de wijze waarop het contact tussen de vader en [minderjarige] kan worden voortgezet en welke hulpverlening daar bij nodig zou kunnen zijn. Ook kunnen de ouders bezien of zij een ouderschapsplan kunnen maken, ook met het oog op de al lopende bodemprocedure met zaaknummer C/09/612059 / FA RK 21-3287.
4.4.
Nu beide partijen ter zitting de bereidheid hebben uitgesproken om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling, zal de voorzieningenrechter hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het aan dit vonnis gehechte proces-verbaal van doorverwijzing. Dit proces-verbaal zal per e-mailbericht worden doorgezonden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan ouderschapsbemiddeling bij de stichting Jeugdformaat en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De voorzieningenrechter zal ook dit proces-verbaal per post zenden aan dit aanmeldpunt.
4.5.
De voorzieningenrechter verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals ter zitting voorafgaand aan de instemming van de ouders om aan het traject deel te nemen met hen is besproken, de eindrapportage over het verloop van de ouderschapsbemiddeling in te dienen op de hierna vermelde wijze in de bodemprocedure met zaaknummer C/09/612059 / FA RK 21-3287. Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage tegelijkertijd ook te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad). Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de bodemrechter hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan een rapport in te dienen in de bodemprocedure. Dit proces-verbaal geldt ook als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten indien het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht. Daarbij dient de Raad dan in ieder geval de vraag te beantwoorden welke concrete omgangsregeling met de vader voor de schoolweken, de schoolvakanties en de feestdagen het meest in het belang is van [minderjarige].
Proceskosten
4.6.
In de omstandigheid dat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige], wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat [minderjarige] voorlopig bij de vader zal zijn volgens het volgende tweewekelijkse schema:
  • week 1: van maandag uit school tot woensdag naar school;
  • week 2: van zondag 12:00 uur tot dinsdag naar school,
waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt, en waarbij de wisseling op de dagen dat er geen school is zal plaatsvinden om 12:00 uur;
5.2.
stelt vast dat partijen bij aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
5.3.
beveelt de griffier zodra mogelijk ook een afschrift van dit vonnis met aangehecht proces-verbaal van doorverwijzing te zenden naar:
- het Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1 te 2273 CW Voorburg, en - de Raad voor de Kinderbescherming, Postbus 4113 te 5604 EZ Eindhoven;
5.4.
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank in de bodemprocedure met zaaknummer C/09/612059 / FA RK 21-3287 moet rapporteren over het verloop en het resultaat van het traject ouderschapsbemiddeling, met kopie aan beide ouders en hun advocaten en, indien het traject niet positief is verlopen, ook aan de Raad voor de Kinderbescherming, en verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming in dat geval te beoordelen of een raadsonderzoek noodzakelijk is, de rechtbank daarover in de bodemprocedure binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank in de bodemprocedure te rapporteren en advies uit te brengen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2021.
aws