ECLI:NL:RBDHA:2021:13988

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/615331 / KG ZA 21-700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van belcontactregeling in kort geding tussen ouders van minderjarige met autismespectrumstoornis

In deze zaak, die op 1 september 2021 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen, waarbij de vader verzoekt om nakoming van een belcontactregeling en vakantieregeling die door de rechtbank eerder was vastgesteld. De moeder heeft de belcontactregeling stopgezet, omdat zij van mening is dat de minderjarige, die gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis, rust nodig heeft. De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen tot nakoming van de regeling, terwijl de moeder in reconventie vraagt om schorsing van deze regeling voor zes maanden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het contact tussen de vader en de minderjarige niet mag verwateren, maar dat het in het belang van de minderjarige is om een periode van rust in te lassen. De belcontactregeling wordt voor drie maanden geschorst, zodat de minderjarige de tijd heeft om met zijn therapeut te bespreken hoe het contact met de vader op een voor hem prettige manier kan worden hervat. De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat de proceskosten door iedere partij zelf gedragen worden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/615331 / KG ZA 21-700
Vonnis in kort geding van 1 september 2021
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. D.Z. Peters te Zoetermeer.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 juli 2021, met 1 productie;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 13 augustus 2021, met 10 producties;
- de brief van 24 augustus 2021 van de advocaat van de vader, met 1 extra productie;
- de op 26 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
  • mr. J.W. Govers namens de vader;
  • de moeder, bijgestaan door de waarnemend advocaat mr. J.B. Peters.
1.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter een kindgesprek gevoerd met de minderjarige [minderjarige 2] , waarin [minderjarige 2] zijn mening heeft gegeven.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit kort geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn samen de ouders van hun twee minderjarige kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2005 te [plaats 2] (hierna: [minderjarige 1] ) en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2009 te [plaats 2] (hierna: [minderjarige 2] ). De moeder oefent nu alleen het gezag over beide kinderen uit.
2.2.
Partijen zijn al jaren verwikkeld in juridische procedures over de kinderen.
2.3.
De vader is op 4 juni 2021 naar [plaats 1] verhuisd, kort voor de digitale zitting op 7 juni 2021 in de hierna vermelde meest recente bodemprocedure bij deze rechtbank.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 juli 2021 is voor zover nu van belang:
  • bepaald dat voortaan alleen aan de moeder het gezag over de kinderen zal toekomen;
  • een vakantieregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] in Nederland bij de vader zal zijn:
  • in de korte vakanties: één week aaneengesloten;
  • in de zomervakantie: twee keer een week, met een tussenliggende week waarin [minderjarige 2] bij de moeder verblijft,
  • waarbij geldt dat de vader uiterlijk vier maanden vantevoren de moeder en [minderjarige 2] informeert over waar hij in de omgangsweken met [minderjarige 2] zal verblijven/slapen en wat zij in die weken samen gaan ondernemen;
  • een (video)belcontactregeling tussen de vader en [minderjarige 2] vastgesteld, waarbij [minderjarige 2] buiten de bovenstaande drie vakantieweken om wekelijks één (video)belmoment met de vader zal hebben op zondag om 18:30 uur dan wel op een tussen de vader en [minderjarige 2] nader overeen te komen dag en tijdstip;
  • het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem op [plaats 1] te bepalen afgewezen.
2.5.
Tussen de vader en [minderjarige 1] is er al geruime tijd geen contact meer. Tussen de vader en [minderjarige 2] hebben na de hiervoor genoemde verhuizing van 4 juni 2021 en de zitting van 7 juni 2021 enkele (beeld)belgesprekken plaatsgevonden. De moeder heeft die (beeld)belgesprekken begin juli 2021 stopgezet, naar haar zeggen op verzoek en in het belang van [minderjarige 2] .
2.6.
De nu ruim 12-jarige [minderjarige 2] is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Hij voert sinds februari 2021 wekelijks gesprekken met zijn therapeute [X] van de Opvoedpoli in Zoetermeer.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de moeder te veroordelen tot nakoming van de in de beschikking van 5 juli 2021 opgenomen belcontactregeling en vakantieregeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per keer dat de moeder zich daar niet aan houdt en te bepalen dat verbeurde dwangsommen mogelijk worden verrekend met de door de man aan de vrouw verschuldigde kinderalimentatie;
II. de moeder te veroordelen in de proceskosten en te bepalen dat zulks mag worden verrekend met de door vader aan de moeder verschuldigde kinderalimentatie.
3.2.
Daartoe voert de vader aan dat de moeder weigert de belcontactregeling na te komen waarmee zij de relatie tussen hem en [minderjarige 2] schade toebrengt.
3.3.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken. Ook vordert zij in reconventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de belregeling en de vakantieregeling te schorsen voor de duur van zes maanden;
  • de kosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat het kind en de ouder recht hebben op contact met elkaar. Dit recht wordt, wat de niet met het gezag belaste ouder betreft, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW, en wat het kind aangaat niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op contact met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden. Het enkele feit dat de met het gezag belaste ouder bezwaren heeft tegen de omgang, kan dus geen grond zijn om de andere ouder en het kind hun recht op omgang met elkaar te ontzeggen (HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91).
4.2.
Verder geldt als uitgangspunt dat de door de rechter vastgestelde contactregeling in beginsel moet worden nageleefd. Dit kan echter anders zijn indien nadien feiten zijn voorgevallen die maken dat deze regeling niet in het belang van het kind moet worden geacht.
De belcontactregeling
4.3.
De moeder stelt zich op het standpunt dat zij de beslissing om de belcontactregeling te stoppen niet lichtzinnig heeft genomen. Zij stelt dat de plotselinge beslissing van de vader om naar [plaats 1] te verhuizen meer impact op [minderjarige 2] heeft dan zij had verwacht. [minderjarige 2] voelt zich in de steek gelaten en weet niet goed hoe hij deze emotie een plek kan geven. [minderjarige 2] heeft daarbij te kennen gegeven dat de vader tijdens de eerste paar (beeld)belmomenten na de verhuizing veel druk op hem legt. Hierdoor ervaart hij veel spanningen rondom deze belcontactregeling. De moeder is van mening dat [minderjarige 2] op dit moment rust nodig heeft en zij hoopt dat de vader hem deze rust wil gunnen. Daarbij zou de moeder het fijn en verstandig vinden als de vader contact zou opnemen met de therapeute van [minderjarige 2] om met haar te bespreken hoe hij beter kan aansluiten bij de wensen en behoeften van [minderjarige 2] , zodat [minderjarige 2] de contacten met zijn vader weer als onbelast kan gaan ervaren.
4.4.
De vader betwist dat hij druk op [minderjarige 2] legt tijdens het videobellen. Volgens hem waren de belcontacten juist erg gezellig. Hij stelt dat de moeder alles in het werk stelt om hem uit het leven van [minderjarige 2] te weren.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt het van belang dat het contact tussen [minderjarige 2] en de vader niet zal verwateren. Juist ter bevordering van een positieve ontwikkeling in het contact tussen de vader en [minderjarige 2] oordeelt de voorzieningenrechter het echter alles afwegende nu noodzakelijk om hierin nog een verdere periode van rust en bezinning in te lassen. Hierdoor krijgt [minderjarige 2] de ruimte om alle heftige gebeurtenissen van de afgelopen periode een plek te geven. De voorzieningenrechter zal de belcontactregeling daarom voor een periode van drie maanden schorsen. Deze periode geeft [minderjarige 2] de benodigde rust en hij kan deze periode benutten om samen met zijn therapeut [X] te bespreken op welke wijze hij het belcontact met zijn vader kan hervatten op een manier die voor hem prettig is en waardoor de band met zijn vader kan worden versterkt. De voorzieningenrechter adviseert de vader ten zeerste om in deze rustperiode - in het belang van [minderjarige 2] – zo spoedig mogelijk alsnog contact op te nemen met de therapeut van [minderjarige 2] en met deze therapeut te bespreken op welke wijze de belcontactregeling kan worden hervat en wat [minderjarige 2] nodig heeft om dan onbelast en ongedwongen contact met de vader te hebben. De vader heeft dan zelf ook nog voldoende tijd om zich te bezinnen en om het eerstkomende belcontact met [minderjarige 2] goed voor te bereiden.
De vakantieregeling
4.6.
De eerste keer dat [minderjarige 2] conform de bij beschikking van 5 juli 2021 vastgestelde vakantieregeling bij de vader zal verblijven is in de kerstvakantie van 2021.
4.7.
De moeder heeft erop gewezen dat de vader ten behoeve van de vakantieregeling voor [minderjarige 2] formeel tenminste vier maanden van tevoren aan de moeder moet laten weten waar in Nederland hij met [minderjarige 2] zal verblijven en welke activiteiten hij dan samen met [minderjarige 2] zal ondernemen, zodat [minderjarige 2] zich hierop goed kan voorbereiden. Dat is gezien zijn autismespectrumstoornis erg belangrijk voor [minderjarige 2] . De vader heeft dit tot dusver nog niet laten weten voor wat betreft de kerstvakantie 2021.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanleiding om de vakantieregeling nu al te schorsen. Een spoedeisend belang op dit punt ontbreekt. Wel gaat de voorzieningenrechter er hierbij vanuit dat de vader zich de eerstkomende periode alsnog zal inspannen om in samenspraak met de therapeut van [minderjarige 2] toe te werken naar een onbelast belcontact en een voor [minderjarige 2] goede invulling van de komende kerstvakantie 2021. Voorts is het hierbij van groot belang dat de vader aan de moeder zodra mogelijk alsnog zal berichten welke concrete dagen hij in de kerstvakantie 2021 in Nederland samen met [minderjarige 2] kan doorbrengen, waar hij dan met [minderjarige 2] zal verblijven en wat in grote lijnen de planning is, zodat [minderjarige 2] voldoende tijdig weet waar hij aan toe is en zich daarop goed kan voorbereiden.
4.9.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [minderjarige 2] en over en weer ook op punten van niet ondergeschikte betekenis in het ongelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter beslissen dat iedere procespartij de eigen proceskosten moet dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie en in reconventie
5.1.
schorst de (video)belcontactregeling tussen de vader en [minderjarige 2] met ingang van vandaag voor de duur van drie maanden en dus tot 1 december 2021;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere procespartij de eigen proceskosten moet dragen;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.
aws