ECLI:NL:RBDHA:2021:13989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/09/616645 / KG ZA 21-787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over vervangende toestemming voor paspoortaanvraag en vakantie naar Marokko met minderjarige, waarbij biologische afkomst ter discussie staat

In deze zaak, die zich afspeelt in het familierecht, heeft de vrouw een kort geding aangespannen tegen de man, haar echtgenoot, om vervangende toestemming te verkrijgen voor de paspoortaanvraag van hun minderjarige kind, [minderjarige], en voor een geplande vakantie naar Marokko. De vrouw heeft een ticket geboekt voor de reis van 4 september tot 27 september 2021, maar de man weigert toestemming te geven voor de paspoortaanvraag, omdat hij stelt dat hij niet de biologische vader is van [minderjarige]. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking van 20 januari 2021, wat de situatie verder compliceert.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft aangevoerd dat de man zijn toestemming voor de paspoortaanvraag en de reis naar Marokko onterecht weigert, terwijl de man zijn vrees heeft geuit dat de vrouw met [minderjarige] naar Marokko zal vertrekken en niet zal terugkeren, wat de procedure tot ontkenning van het vaderschap zou kunnen vertragen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een gebrek aan duidelijkheid is over de biologische afkomst van [minderjarige] en dat de verstandhouding tussen de partijen zeer slecht is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het belang van de man en [minderjarige] om snel duidelijkheid te verkrijgen over het biologische vaderschap via een DNA-test zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om met [minderjarige] op vakantie te gaan. De vorderingen van de vrouw zijn afgewezen, en iedere partij is veroordeeld tot het dragen van de eigen proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H. Wien op 26 augustus 2021.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/616645 / KG ZA 21-787
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres,
advocaat: mr. S. Karami te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat: mr. Z. Benguedda te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de op 26 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
- de vrouw in persoon, bijgestaan door mr. Karami voornoemd;
- de man in persoon, bijgestaan door de heer Hamidi die hem bijstond als tolk en door mr. Benguedda voornoemd, die digitaal deelnam aan de zitting via Skype.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit kort geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd. Bij beschikking van deze rechtbank van 20 januari 2021 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De vrouw heeft hiertegen echter hoger beroep ingesteld.
2.2.
Tijdens het huwelijk van partijen is geboren de minderjarige [minderjarige], op [geboortedag] 2021 te [plaats 3] (hierna: [minderjarige]). De man stelt dat hij niet de biologische vader is van [minderjarige]. [minderjarige] woont bij de vrouw. Partijen oefenen van rechtswege samen het gezag over [minderjarige] uit.
2.3.
De vrouw wil met [minderjarige] op vakantie naar Marokko van 4 september 2021 tot 27 september 2021 en zij wil mede daartoe met spoed een paspoort voor [minderjarige] aanvragen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend ten behoeve van de paspoortaanvraag van [minderjarige] en dat het vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de man;
II. te bepalen dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend ten behoeve van haar vakantie naar Marokko met [minderjarige] en dat het vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de man;
III. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de vrouw aan dat de man weigert om toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige]. De vrouw wil met [minderjarige] naar Marokko voor een familievakantie, waarbij ook de erfenis van haar vader zal worden verdeeld. Hier wil zij graag persoonlijk bij zijn en niet op afstand via een volmacht. Zij heeft een ticket voor 4 september 2021 heenreis en 27 september 2021 terugreis geboekt. Ook heeft zij op 30 augustus 2021 een afspraak bij de gemeente [plaats 1] voor het met spoed aanvragen voor een Nederlands paspoort voor [minderjarige].
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De man stelt zich op het standpunt dat hij niet de biologische vader is van [minderjarige]. Hij heeft daarom een verzoek tot ontkenning van het vaderschap ingediend bij deze rechtbank. Deze bodemprocedure heeft als kenmerk C/09/616724 / FA RK 21-5622. De man vreest dat de vrouw een vooropgezet plan heeft om langdurig met [minderjarige] naar Marokko te vertrekken waardoor er geen DNA-onderzoek kan worden verricht en de procedure tot ontkenning van het vaderschap langdurig zal worden vertraagd.
4.2.
Hij acht het daarom van groot belang dat de vrouw eerst haar medewerking verleend aan een rechtsgeldige DNA-test ten behoeve van de procedure tot ontkenning van het vaderschap voordat zij een paspoort aanvraagt voor [minderjarige] met daarin vermeld de geslachtsnaam van de man en voordat zij met [minderjarige] naar Marokko vertrekt.
4.3.
De vrouw stelt dat de vrees van de man ongegrond is en dat zij niet met [minderjarige] in Marokko zal blijven en dat zij [minderjarige] daar ook niet zal achterlaten bij familie. Zij heeft aangevoerd dat zij enkele weken naar Marokko wil om tot rust te komen en om de erfenis van haar vader af te wikkelen met haar broers en zusters. De vrouw heeft er in dit verband op gewezen dat zij een baan heeft in Nederland, dat haar familieleden in Nederland wonen en dat haar andere dochter van nu 21 jaar een studie in Nederland volgt. Verder heeft zij erop gewezen dat zij – behalve voor de reis naar Marokko – ook een paspoort voor [minderjarige] nodig heeft om haar te kunnen legitimeren bij diverse (hulpverlenende en medische) instanties.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in het belang van [minderjarige] moet worden geacht dat er duidelijkheid bestaat over haar afkomst. Partijen hebben ieder hun eigen verhaal over de verwekking van [minderjarige] en de voorzieningenrechter kan binnen het bestek van deze procedure niet vaststellen wie op dit punt het gelijk aan zijn of haar zijde heeft. Verder heeft de voorzieningenrechter ter zitting geconstateerd dat de verstandhouding tussen partijen zeer slecht is en dat de bereidheid om elkaar ten behoeve van een juridische procedure tegemoet te komen aan beide kanten ontbreekt. De voorzieningenrechter kan evenmin vaststellen of de vrees van de man dat de vrouw niet met [minderjarige] terug naar Nederland zal keren al dan niet gegrond is.
4.5.
Gezien deze bijzondere omstandigheden oordeelt de voorzieningenrechter het belang van de man en [minderjarige] om snel duidelijkheid te verkrijgen over het biologische vaderschap via een rechtsgeldige DNA-test groter dan het belang van de vrouw om nu met [minderjarige] naar Marokko op familievakantie te gaan en een paspoort voor [minderjarige] aan te vragen met daarin vermeld de geslachtsnaam van de man. Hierbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat de vrouw na de betwisting door de man niet met enig bewijsstuk heeft aangetoond dat haar persoonlijke aanwezigheid in Marokko bij de afwikkeling van de erfenis noodzakelijk is en dat die afwikkeling van de erfenis per se al in september 2021 zou moeten plaatsvinden.
4.6.
Dit leidt tot de slotsom dat de voorzieningenrechter alles afwegende nu geen toestemming zal verlenen voor de reis van [minderjarige] naar Marokko en dat nu ook geen toestemming zal worden verleend voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige]. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat voor [minderjarige] nog geen identificatieplicht geld. De vorderingen van de vrouw zullen aldus worden afgewezen.
4.7.
In de omstandigheid dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.
aws