ECLI:NL:RBDHA:2021:14016
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier op basis van familieleven
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Albanese man, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier vanwege familieleven door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 9 september 2021 besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij zorgtaken voor zijn 9-jarige zoon uitvoert. Verzoeker, die sinds 2011 in Nederland verblijft, heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag een ouderschapsplan en foto’s overgelegd. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij zijn zoon naar zwemles brengt en dat hij meer bewijs kan aanleveren van zijn zorgtaken.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding is om verzoeker de kans te geven om aanvullend bewijs te leveren. De rechter heeft vastgesteld dat er geen twijfel bestaat over de vader-zonrelatie en dat er contact is tussen verzoeker en zijn zoon. Gezien de omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen tot vier weken na de beslissing op bezwaar, zodat verzoeker niet kan worden uitgezet naar Albanië voordat er een definitieve beslissing is genomen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.