ECLI:NL:RBDHA:2021:14100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
NL21.15162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een homoseksuele man uit Senegal en de beoordeling van zijn geloofwaardigheid door de IND

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser uit Senegal die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij verweerder stelde dat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig was. Eiser heeft tijdens het gehoor verklaard dat hij op 12-jarige leeftijd zijn gevoelens voor jongens ontdekte en dat hij vanwege zijn geaardheid uit Senegal is gevlucht. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zijn minderjarigheid ten tijde van het ontdekken van zijn geaardheid, en zijn beperkte vermogen om te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verklaringen van derden, waaronder die van de partner van eiser, niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van eiser en de positie van LHBTI in Senegal. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15162

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, en g, van de Vw 2000. Aan eiser wordt een vertrektermijn onthouden en hij moet Nederland onmiddellijk verlaten. Ook wordt aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer NL21.15163.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 2 december 2021 op zitting geagendeerd. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op 2 december 2021 heeft de voorzieningenrechter in overleg met partijen beslist dat de behandeling van het beroep zou worden aangehouden tot 9 december 2021 omdat de bijstand van een tolk noodzakelijk is. Het onderzoek in de voorzieningenprocedure is wel gesloten en de voorzieningenrechter heeft aansluitend hieraan mondeling uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
De behandeling van het beroep is voortgezet op 9 december 2021. Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder zijn wederom verschenen. De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden met behulp van een “telefonische tolk”. In overleg met partijen is besloten het debat over de juridische aspecten van het beroep niet simultaan te laten vertalen en de tolk enkel in te zetten voor de vragen en nadere verklaringen van eiser. De (gestelde) partner van eiser is zowel op 2 december 2021 als op 9 december 2021 verschenen om de behandeling van het beroep bij te wonen en mogelijke vragen van de rechtbank te beantwoorden.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 14 oktober 2017 een eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag heeft eiser niet zijn seksuele geaardheid ten grondslag gelegd. Deze aanvraag is afgewezen en dit besluit van 16 februari 2018 is op 3 april 2018 in rechte vast komen te staan door uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats Arnhem, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
2. Op 19 augustus 2019 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend bij verweerder. In het kader van deze asielaanvraag heeft eiser als asielmotief naar voren gebracht dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Hij heeft ter ondersteuning van deze aanvraag brieven van het COC, van Nidos en van zijn vriend en meerdere foto’s overgelegd.
3. Eiser heeft tijdens het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat hij op 12-jarige leeftijd besefte gevoelens te hebben voor andere jongens en dat hij voor het eerst enige seksuele ervaringen heeft gehad met een jongen toen hij 13 jaar oud was. Hij is hierbij eenmaal betrapt toen hij samen met die jongen op een akker was. Nadat hij naar huis was gegaan is zijn oom naar hen toegekomen en die heeft met zijn moeder gepraat. Hij heeft zijn moeder moeten vertellen wat er tussen hem en die andere jongen was voorgevallen. Zijn moeder werd boos op hem. De volgende dag zijn eiser en zijn moeder gevlucht. Eiser heeft verder verklaard dat hij geen bescherming kan zoeken bij de Senegalese autoriteiten omdat homoseksualiteit niet is toegestaan in Senegal. Eiser heeft zijn homoseksuele geaardheid niet bij zijn eerste asielaanvraag vermeld omdat hij bang was. Hij dacht dat de wet in Nederland hetzelfde was als in Senegal. In Nederland bezoekt eiser bijeenkomsten van het COC. Sinds mei 2021 heeft hij een relatie met een Nederlandse man.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid en daarmee samenhangende problemen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het element onder a. geloofwaardig is. De verklaringen van eiser over het element onder b. heeft hij niet geloofwaardig geacht. Verweerder vindt dat eiser zeer oppervlakkig blijft in zijn verklaringen over hoe hij zijn gestelde gerichtheid ontdekt heeft, hoe hij het “anders zijn” ervaarde in een maatschappij waar dit niet werd geaccepteerd, en hoe dit anders is nu hij in Nederland is. Daarnaast getuigen zijn verklaringen van wat hij aantrekkelijk vindt in de mannen met wie hij contacten stelt te hebben niet van liefdesrelaties. Ook weet eiser opvallend weinig over de strafbaarheid van homoseksuele handelingen in Senegal; dit terwijl hij stelt seksueel contact te hebben gehad, betrapt te zijn tijdens deze contacten en daarom Senegal te hebben verlaten. Nu de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig wordt geacht, worden de problemen die hij als gevolg hiervan heeft ondervonden evenmin aannemelijk geacht. Volgens verweerder heeft eiser enkel vage en summiere verklaringen afgelegd over de gestelde betrapping, zodat ook daarom de gestelde problemen niet geloofwaardig worden geacht. De verklaringen van derden en de feitelijke activiteiten van eiser in Nederland maken dit niet anders. Omdat de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig wordt geacht, bestaat er geen aanleiding om de gestelde partner van eiser te horen.
Vervolgens stelt verweerder zich op het standpunt dat Senegal een veilig land van herkomst is en dat ervan uit mag worden gegaan dat Senegal ten aanzien van eiser persoonlijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zich niet tot de (hogere) autoriteiten kan wenden voor eventuele bescherming. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Eiser heeft -onder meer- aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zijn minderjarigheid ten tijde van het ontdekken van zijn geaardheid, zijn beperkte vermogen om uitgebreid te verklaren, zijn activiteiten in Nederland, de verklaringen van derden en het aanbod van zijn vriend om door verweerder te worden gehoord. Eiser heeft tevens gemotiveerd aangegeven waarom de tegenstrijdigheden die verweerder heeft benoemd geen stand kunnen houden.
7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
procesbelang
8. Verweerder heeft bij brief van 7 december 2021 aangegeven dat eiser de opvang heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken en verzoekt de rechtbank daarom te beoordelen of sprake is van procesbelang.
9. De rechtbank overweegt dat indien een vreemdeling de opvang verlaat zonder aan te geven waar hij zal gaan verblijven, daardoor niet meer bereikbaar en beschikbaar is voor verweerder en dus wordt geregistreerd als “met onbekende bestemming vertrokken”, wordt uitgaan van de vooronderstelling dat geen belang meer wordt gehecht aan een beoordeling van het beroep door de rechter. Eiser is echter bij beide zittingen verschenen, heeft ter zitting op 2 december 2021 aangegeven waar hij verblijft nadat hij de opvang heeft verlaten en onderhoudt contact met zijn gemachtigde, waarbij de gemachtigde over contactgegevens van eiser beschikt en eiser informeert over de voortgang in de procedure. De vooronderstelling dat eiser geen belang zou hechten aan de uitkomst van de procedure bij de rechtbank is dus weerlegd. Er is sprake van procesbelang en de rechtbank zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen. De rechtbank overweegt hierover voorts het navolgende.
10. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen omdat eiser tijdens de zitting op 2 december 2021 heeft verklaard dat hij geen opvang heeft gekregen en daarbij aan hem is medegedeeld dat hij geen recht op opvang heeft omdat hij een opvolgende asielaanvraag heeft gedaan. De voorzieningenrechter heeft bij toewijzing van de voorziening overwogen dat dat het maar zeer de vraag is of de regelgeving dat er -kennelijk- geen recht op opvang bij opvolgende aanvragen bestaat verenigbaar is met het Unierecht.
Verweerder heeft na toewijzing van het verzoek en ter voorbereiding van de voorzetting van de behandeling van het beroep op 6 december 2021 een bericht aan het digitale dossier toegevoegd. Verweerder heeft in dit bericht aangegeven dat -kort gezegd- uit het Unierecht en de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de Afdeling inderdaad volgt dat ook bij een tweede aanvraag, zoals in de onderhavige procedure aan de orde, onverminderd recht op opvang (en andere verstrekkingen) bestaat. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat in beginsel sprake is van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 onder h Vw omdat het indienen van een verzoek om een voorziening op zichzelf schorsende werking heeft.
11. Onder verwijzing naar een uitdraai uit “het systeem” van verweerder is volgens verweerder gebleken dat eiser op eigen initiatief de opvang heeft verlaten en daarom als “mob” is geregistreerd. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting van 9 december 2021, nadat de rechtbank om een reactie op dit bericht heeft gevraagd, aangegeven dat tegen eiser was verteld dat hij geen recht op opvang had en eiser daarom de opvang heeft verlaten. Hij heeft er op dat moment niet bij nagedacht om bij het COa en/of verweerder aan te geven waar hij gedurende het verdere verloop van de procedure zou gaan verblijven. Gemachtigde van eiser heeft op vragen van de rechtbank ook aangegeven dat eiser zich op de dag van de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft gemeld in Ter Apel en om toewijzing van een opvangplaats heeft verzocht. Eiser heeft aangegeven dat hem wederom is verteld dat hij geen recht op opvang heeft gedurende deze procedure en dat in Ter Apel niet duidelijk was of toewijzing van een voorlopige voorziening gedurende deze asielprocedure met zich brengt dat recht op opvang en andere verstrekkingen bestaat.
12. De rechtbank kan de exacte feitelijke toedracht niet vaststellen. De rechtbank kan wel vaststellen dat verweerder erkent dat uit het Unierecht volgt dat eiser gedurende deze gehele procedure waarbij zijn opvolgende asielaanvraag aan de orde is, aanspraak maakt op opvang en andere verstrekkingen. Verweerder heeft ook aangegeven dat de betreffende nationale regelgeving hier in voorziet. Indien aan eiser tot tweemaal toe zou zijn medegedeeld dat hij geen recht op opvang zou hebben, is dit dan ook in strijd met het Unierecht en de daarop gebaseerde nationale regelgeving. Ook in het geval van een opvolgende aanvraag is het uitgangspunt dat recht op opvang en andere voorzieningen bestaat en dus moet worden gegarandeerd.
13. De rechtbank overweegt voorts het navolgende
Referentiekader
 Vermogen om te verklaren.
14. Eiser was ten tijde van zijn inreis in Nederland 15 jaar, 7 maanden en 10 dagen oud. Ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag was eiser 19 jaar, 6 maanden en 11 dagen oud.
Eiser heeft bij aanvang van het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat hij stress heeft en niet blij is omdat hij veel aan zijn hoofd heeft. Eiser heeft voorts verklaard dat hij 12 jaar oud was toen het voor hem duidelijk was dat hij zich (alleen) tot jongens aangetrokken voelt en dat hij 13 jaar oud was toen hij voor het eerst enige (beperkte) seksuele ervaringen met een andere jongen heeft gehad en daarbij eenmaal is betrapt. Daags na de betrapping zijn eiser en zijn moeder, vanwege deze betrapping en de risico’s die hierdoor zijn ontstaan, gevlucht uit Senegal. Tijdens “de bootreis” naar Italië is zijn moeder overleden, zij was al ziek en anderen hebben haar lichaam in de zee gegooid. In Italië heeft iemand eiser aangeboden om mee naar Nederland te gaan.
15. Verweerder kiest er voor om bij opvolgende procedures als de onderhavige waar een vreemdeling afkomstig is uit een (deels) veilig land van herkomst, geen advies aan de FMMU te vragen of sprake is van beperkingen bij het horen en beslissen. Verweerder heeft zich ook in deze procedure voorafgaand aan het horen en beslissen niet laten informeren over het vermogen van eiser om te kunnen verklaren. Weliswaar staat het eiser vrij om zelf een deskundigenadvies te laten uitbrengen over zijn vermogen om te kunnen verklaren. Dit laat echter onverlet dat verweerder er alert op moet zijn en zich gedurende de gehele procedure moet vergewissen of de vreemdeling bijzondere waarborgen behoeft. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit ook dat verweerder zich, ook bij een opvolgende procedure, er steeds van moet (blijven) vergewissen of de vreemdeling in staat is afdoende te verklaren en in hoeverre aan een vreemdeling kan worden tegengeworpen dat hij (te) summier of (te) oppervlakkig verklaart. Om dit zorgvuldig te kunnen doen zal verweerder alert moeten zijn op signalen die betrekking hebben op het kunnen verklaren. Verweerder moet zich van dergelijke signalen en van het referentiekader vergewissen en dit in ogenschouw houden bij het horen en bij het waarderen en beoordelen van de verklaringen die worden afgelegd. Dus ook als er geen deskundigadvies en/of geen sprake is van medische beperkingen dient verweerder na te gaan of hij mag verwachten dat de vreemdeling in staat is adequaat te verklaren. Op die wijze levert verweerder het vereiste maatwerk en verzekert hij zich ervan dat hij niet een te hoge “bewijsdrempel” hanteert en het de vreemdeling nagenoeg onmogelijk maakt om zijn asielrelaas met zijn verklaringen aannemelijk te maken.
16. De rechtbank overweegt dat er ten aanzien van eiser meerdere signalen zijn dat hij niet gedetailleerd kan verklaren en dat hij het moeilijk vindt om over zijn seksuele geaardheid te praten.
17. In het proces-verbaal van het verhoor (HV12) dat is gevoegd bij het verslag van de intake (HV23) van 14 oktober 2017 is het navolgende opgenomen:
(…)
Gedrag betrokkene:
Omschrijf het gedrag wat kan duiden op minder- / meerderjarigheid.
Betrokkene komt erg eenvoudig over. Niets wijst op meerderjarigheid of algemene ontwikkeling.
(…)
Dit proces-verbaal van verhoor, waarbij is vastgesteld dat eiser erg eenvoudig overkomt en niets wijst op algemene ontwikkeling is op ambtsbelofte opgemaakt door een rechercheur bij de Landelijke Eenheid en een brigadier van politie.
18. In het “rapport gehoor aanmeldfase” van 16 oktober 2017 is door de hoormedewerker het navolgende opgenomen:
(…)
Gedrag betrokkene:
-Betrokkene weet veel vragen niet te beantwoorden. Betrokkene komt eenvoudig over.
(…)
19. De rechtbank overweegt dat deze stukken zijn opgemaakt ten behoeve van de eerste asielprocedure. Nu deze stukken echter betrekking hebben op de persoon van eiser, dient verweerder de inhoud van deze stukken ook -kenbaar- te betrekken bij de beoordeling van het relaas in deze procedure en dus bij de vraag of eiser internationale bescherming behoeft. Verweerder verricht bovendien een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en heeft in de onderhavige procedure aan eiser een tegenstrijdigheid in verklaringen tussen de eerste en tweede procedure tegengeworpen. Daargelaten dat eiser bij aanvang van deze procedure heeft verklaard dat zijn relaas in de eerste procedure is verzonnen omdat hij niet durfde te zeggen dat hij homoseksueel is, kan het niet zo zijn dat een eerdere procedure enkel bij een opvolgende procedure wordt betrokken als dit in het nadeel van de vreemdeling is. Nu drie verschillende personen die in deze procedures vanuit de vreemdelingenketen een taak hebben vermelden dat eiser “eenvoudig” overkomt, dient verweerder zowel in het horen als in het beslissen zich er van te vergewissen welke verwachtingen hij van eiser mag hebben bij het kunnen verklaren over zijn seksuele geaardheid. Verweerder is volgens zijn werkinstructie op zoek naar het authentieke relaas van de vreemdeling. Verweerder dient, om maatwerk te kunnen leveren, dan ook rekening te houden met de capaciteiten van de vreemdeling om dat authentieke relaas naar voren te brengen in een gehoor.
20. De gemachtigde van eiser heeft in de zienswijze aangegeven dat hij bij het nabespreken van het gehoor meerdere malen heeft geconstateerd dat eiser niet alle vragen begreep en dit tijdens het gehoor ook zo was. Eiser heeft voorts zelf bij herhaling verklaard dat hij het moeilijk vindt om te praten over zijn geaardheid en te uiten dat hij homoseksueel is.
21. De rechtbank overweegt voorts dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij slechts twee jaar naar een lagere school is geweest en dat dit de eerste jaren van het onderwijs zijn geweest. Eiser heeft geen broers en zussen, zijn vader heeft hij nooit gekend en nadat hij is gestopt met school heeft hij met zijn moeder op een stukje land gewerkt waar zij gewassen mochten verbouwen. Eiser heeft verklaard dat hij “een beetje” kan lezen en “een beetje” kan schrijven. Toen zijn moeder boos werd omdat eiser was betrapt met een andere jongen heeft zijn moeder uitgelegd dat er een woord bestaat voor de omstandigheid dat hij zich aangetrokken voelt tot andere jongens. Op de vraag van eiser of dat “gevaarlijk” was heeft zijn moeder uitgelegd dat homoseksualiteit in Senegal verboden was en zij moesten vluchten. Eiser heeft verklaard dat hij dat voordat zijn moeder dit uitlegde niet wist.
22. De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat sprake is van nagenoeg geen scholing, zeer beperkte sociale contacten van eiser met leeftijdsgenoten en anderen, hij op jonge leeftijd zijn geaardheid heeft ontdekt en op jonge leeftijd zijn eerste (beperkte) seksuele ervaringen heeft opgedaan.
Deze omstandigheden bepalen dus het referentiekader van eiser waar verweerder in ieder geval rekening mee moet houden bij het beoordelen van de verklaringen van eiser en de eisen die verweerder mag stellen aan eiser om zijn relaas aannemelijk te maken.
Zowel bij de intake, als hij het aanmeldgehoor in de eerste procedure als door de gemachtigde in de huidige procedure is ervaren dat eiser eenvoudig over komt en vragen niet altijd begrijpt. Uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt dat de hoormedewerker geregeld vragen nog een keer heeft moeten stellen of heeft moeten uitleggen wat met de vragen is bedoeld.
23. Eiser heeft zelf meerdere malen verklaard dat hij het moeilijk vindt om meer uit te leggen over zijn geaardheid “omdat hij gewoon homoseksueel is”. Eiser heeft aangegeven dat bij zijn eerste aanvraag niet durfde te zeggen dat hij homoseksueel is. Eiser heeft in de periode tussen zijn vertrek uit Senegal op 13-jarige leeftijd en het moment dat hij voor het eerst in Nederland tegen een medewerker van Nidos heeft gezegd dat hij homoseksueel is met niemand gesproken over zijn geaardheid. Eiser heeft in zijn gehoor opvolgende aanvraag meermalen verklaard dat hij het moeilijk vindt om over zijn geaardheid te praten en het moeilijk vindt om uit te leggen dat hij homoseksueel is.
Eiser heeft hierover onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Wat ik bedoel is welke gedachten u had toen u zich realiseerde dat u op
jongens viel en niet op meisjes.
Het is moeilijk om dat te uiten.
(…)
Hoe kwam u erachter dat het hebben van gevoelens voor jongens betekende
dat u homoseksueel was?
Ik wist toen niet dat het homoseksueel was. Ik wist toen wel dat ik mannen
leuk vind.
(…)
Hebt u ooit twijfels gehad over uw gevoel voor mannen of was het voor u heel
duidelijk vanaf uw twaalfde?
Nee, vanaf mijn twaalfde was het voor mij duidelijk dat ik alleen op mannen
val, dus ik heb nog nooit getwijfeld.
Hebt u ooit in die periode dat u ervaarde dat u mannen leuk vond ooit
getwijfeld of dit over zou gaan of dat het iets tijdelijks was bijvoorbeeld?
Ik heb gevoelens voor mannen. Ik kan niet vertellen hoe dat is gekomen. Of
dat voor altijd zo blijft weet ik niet. Ik ga niet dingen vertellen die niet waar
zijn. Wat ik wil zeggen is dat ik niet weet hoe het gekomen is dat ik gevoelens
heb voor mannen.
Heeft u daar niet over nagedacht hoe dat is gekomen?
Ik denk er wel aan, maar vanaf mijn twaalfde weet ik gewoon dat ik alleen
maar blij ben met mannen. Ik weet niet hoe het gevoel in mij is gekomen.
Dat zal toch een proces zijn geweest. Kunt u dat proces voor mij beschrijven?
Toen ik twaalf jaar was had ik die gevoelens tot op heden dat ik groot ben
geworden.
Ik wil u toch vragen meer over het proces te vertellen, hoe dat zo is gekomen
vanaf uw twaalfde.
Vanaf mijn twaalfde heb ik gevoelens voor mannen. Ik weet niet hoe dat zo is
gekomen. Ik wil het alleen maar met mannen doen, maar ik kan niet exact
vertellen hoe dat is gekomen.
Zoals ik eerder heb aangegeven is het wel belangrijk voor uw asielaanvraag
dat u daarover kunt vertellen.
Wat ik kan vertellen heb ik verteld. Meer kan ik er niet over vertellen, anders
ga ik dingen vertellen die niet waar zijn.
Was er een bepaald moment dat u zeker wist dat u op jongens viel?
Op mijn twaalfde.
Ik bedoel niet uw leeftijd, maar een moment, een gebeurtenis.
Op mijn twaalfde had ik geen contact met een man en durfde ik het niet te
vertellen.
U zei eerder dat u innerlijk voelde dat u mannen leuk vindt. Kunt u dit nader
uitleggen. Wat voelde u dan?
Het is voor mij heel moeilijk om tegen mensen te zeggen dat ik op mannen
val.
Dat was niet mijn vraag. Ik herhaal de vraag.
(…)
Ik heb u net geprobeerd uit te leggen dat het niet gaat om het beschrijven van
seksuele ervaringen, maar uw persoonlijke ervaringen omtrent uw geaardheid.
(…)
U vertelde eerder dat u niet wist dat het vallen op mannen homoseksualiteit
was. Kunt u dat nader uitleggen?
Ik wist niet dat het homoseksualiteit was. Wat ik wel wist is dat ik mannen
leuk vind.
Hoe bent u dan tot de realisatie gekomen dat er zoiets als homoseksualiteit is?
Ze hebben mij betrapt op een akker en zodoende is mijn moeder naar huis
gekomen. Toen was ik al thuis. Zij heeft mij gevraagd, wat ik gedaan heb. Ik
wilde daar geen antwoord op geven. Toen bleef ze het vragen. Toen heb ik
verteld dat ik betrapt was op een akker omdat ik seksuele handelingen
verrichtte met een jongen. Mijn oom is uit een moskee gekomen en daar werd
verteld wat wij gedaan hebben.
(…)
Opmerking rapporteur: ik leg opnieuw uit dat het in het belang van de
asielaanvraag van betrokkene is dat hij antwoordt op de vragen en de
ervaringen met zijn geaardheid persoonlijk maakt.
Het is heel moeilijk om te vertellen over dat ik op mannen val.
Zoals eerder aangegeven begrijp ik dat, maar u hebt een asielaanvraag
ingediend en u hebt in dit gehoor de gelegenheid hierover te verklaren. Het is
in uw belang dat u daarover kunt vertellen en het persoonlijk kunt maken.
Ik heb gevoelens voor mannen. Ik voel me goed bij mannen. Ik ben blij met
mannen. Dat is wat ik kan zeggen.
Hebt u zelf ooit moeite gehad met uw homoseksuele geaardheid?
Heel erg.
Kunt u dat toelichten?
Het is heel lastig om dat te uiten, om dat te vertellen.
Hoe voelde u zich in die tijd, wat waren uw gedachten toen?
Het is lastig om aan mensen te vertellen dat ik op mannen val en dat ik blij
ben met mannen.
Dat hebt u nu meermaals verklaard. Waar ik u naar vroeg is wat u voelde en
dacht in de tijd dat u moeite had met uw geaardheid?
Dat is moeilijk om te vertellen, om dat te uiten.
Toen dat is gebeurd, heb ik voor het eerst het woord homoseksualiteit gehoord
van mijn moeder. Toen hoorde ik dat het niet mag in Senegal. Als je gepakt
wordt, dan moeten ze je straffen.
(…)
24. De rechtbank begrijpt deze verklaringen zo dat eiser het een moeilijk onderwerp vindt om over te praten en dat eiser niet “méér” of “beter” kan uitleggen dat hij op 12-jarige leeftijd wist dat hij homoseksueel is en dat hij hier geen diepere gevoelens bij heeft en/of die gevoelens kan beschrijven. De rechtbank overweegt dat voor zover verweerder dit vreemd vindt gelet op de algemene opvattingen in Senegal over homoseksualiteit, verweerder hiermee het hiervoor weergegeven referentiekader miskent.
25. Senegal heeft bovendien volgens verweerder voor LHBTI niet te gelden als veilig land van herkomst. Dit betekent onder meer dat het complex is om met anderen te praten over het ontdekken van een homoseksuele geaardheid. Eiser heeft ook uitgelegd dat het in zijn cultuur niet gebruikelijk is om als 12-jarige met je moeder/ouders over je seksuele identiteit en seksuele ontwikkeling te praten.
26. Eiser heeft dus vanaf het moment dat hij zich bewust werd van zijn geaardheid tot aan zijn vlucht uit Senegal alleen bij zijn vriendje kunnen uiten dat hij zich aangetrokken voelt tot jongens. De rechtbank acht het hierbij, gelet op de leeftijd van eiser en zijn vriendje, weinig aannemelijk dat er veel gesproken is over het ontdekken van een homoseksuele geaardheid terwijl het uiten van die geaardheid in Senegal niet is toegestaan. Verweerder heeft deze contacten geduid als “een relatie” en neemt daarom aan dat “eiser inzicht kan verschaffen in een proces dat hij zal hebben doorgemaakt”. De rechtbank maakt uit de verklaringen veeleer op dat, zoals eiser ook heeft verklaard, de seksuele handelingen “gewoon gebeurden”. Uit de verklaringen van eiser blijkt ook dat eiser op 12-jarige leeftijd eenvoudigweg begreep dat hij zich alleen aangetrokken voelt tot jongens en dit niet heeft beschouwd als “een proces van het ontdekken van een seksuele identiteit” en eiser zich bij zijn eerste seksuele ervaringen in het geheel niet realiseerde dat sprake was van het “uiten van een seksuele gerichtheid in een land waar dit niet is toegestaan”. Doordat verweerder in het gehoor en in het besluit spreekt over “relaties” met “mannen” doet verweerder aannames over denkprocessen en het welbewust bepalen van gedragingen. Deze aannames zijn echter niet adequaat om het relaas van eiser, gelet op het referentiekader, te beoordelen op geloofwaardigheid en miskennen ook het authentieke relaas van eiser.
 leeftijd
27. Verweerder heeft bij de geloofwaardigheidsbeoordeling niet kenbaar betrokken dat eiser 12 jaar oud was toen hij zich bewust werd van zijn seksuele identiteit en 13 jaar oud was bij het aangaan van een eerste seksuele contact. Verweerder heeft overwogen dat het niet geloofwaardig is dat eiser, gelet op de positie van LHBTI in Senegal, het risico zou nemen om in het openbaar, te weten ’s-avonds op een akker, seksuele handelingen te verrichten met een andere jongen. De rechtbank overweegt dat 13-jarigen in beginsel bij het opdoen van hun eerste seksuele ervaringen weinig aandacht zullen besteden aan het maken van een risico-taxatie en het inschatten van de gevolgen van hun (seksuele) gedragingen. Voor zover verweerder dit tegenwerpt en het asielrelaas mede hierdoor ongeloofwaardig acht, zal hij dan ook nader motiveren dat hij deskundig is terzake gedragingen van 13-jarigen die onder deze omstandigheden hun seksuele gerichtheid ontdekken en hun eerste ervaringen opdoen.
Eiser heeft bovendien ter zitting uitgelegd dat hij deze seksuele handelingen niet verrichtte op een locatie waar zij voor iedereen zichtbaar waren. Met “akker” wordt niet alleen het land dat wordt bewerkt bedoeld, maar ook een met muren afgesloten plaats die bij die akker hoort. Eiser wist niet dat homoseksueel contact is verboden in Senegal, maar heeft desalniettemin niet in het volle zicht van derden seksuele handelingen verricht en ondergaan. De tegenwerping van verweerder dat de verklaring van eiser dat hij en zijn vriendje “op een akker” seksueel contact zouden hebben gehad niet geloofwaardig is gelet op de mogelijke risico’s die dat met zich brengen kan dan ook geen stand houden.
28. Dit geldt ook voor zover verweerder aan eiser heeft tegengeworpen dat hij summier heeft verklaard over waarom hij een -ook 12-jarig- vriendje leuk vond. Eiser heeft hierover verklaard dat “die jongen een mooi gezicht en mooi achterwerk had. Hij had een puntige neus en rode lippen”. Ook vond eiser het mooi dat die jongen zijn haar aan de zijkant had weggeschoren. In de vriendengroep was dit vriendje degene die de groep aan het lachen maakte. Uit het niets kon hij iedereen aan het lachen krijgen, aldus eiser.
De rechtbank overweegt dat niet valt in zien waarom verweerder deze verklaringen als summier beschouwt. Het komt de rechtbank voor dat dit nu juist past bij een 12-jarige en dus een leeftijds-adequate verklaring is om uit te leggen waarom eiser iemand erg leuk vond. Dat eiser ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag 19 jaar is, is niet relevant. Aan eiser is immers gevraagd waarom hij
toendeze jongen zo leuk vond. Verweerder zal nader moeten motiveren waarop hij de aannames baseert dat een 12-jarige zich niet tot een andere 12-jarige aangetrokken kan voelen vanwege het uiterlijk van die ander en het vermogen om anderen aan het lachen te maken. Verweerder verwacht kennelijk dat eiser bij een eerste verliefdheid eerst een analyse maakt van het karakter van die ander en vervolgens beslist of hij deze ander aantrekkelijk vindt in plaats van “gewoon” zijn gevoelens te ervaren. Zonder nadere motivering kan de tegenwerping dat eiser onvoldoende weet uit te leggen wat hij aantrekkelijk vond aan de 12-jarige jongen waarmee hij geen “relatie” heeft gehad en de 13-jarige jongen waarmee hij zijn eerste seksuele ervaringen heeft opgedaan geen stand houden.
29. Dat eiser inmiddels ouder is betekent niet dat eiser nu wel als vanzelfsprekend in staat moet worden geacht om meer gedetailleerd te kunnen verklaren wat eiser dacht en voelde toen hij 12 jaar oud was en waarom eiser is overgegaan tot het verrichten van enkele beperkte seksuele handelingen toen hij 13 jaar oud was. De rechtbank verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2615). In rechtsoverweging 2.1 heeft de Afdeling onder meer het navolgende overwogen:
(…)
De rechtbank heeft namelijk niet onderkend dat, hoewel de vreemdeling tijdens het nader gehoor feitelijke antwoorden heeft gegeven op vragen van de staatssecretaris over zijn gevoelens en de worsteling die hij stelt te hebben doorgemaakt, de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom die antwoorden, mede in het licht van de jonge leeftijd waarop de vreemdeling stelt te hebben ontdekt dat hij homoseksueel is, volgens hem tekortschieten. Dat de vreemdeling inmiddels volwassen is, betekent niet dat van hem kan worden gevergd nu beter uit te kunnen leggen hoe de worsteling met zijn geaardheid destijds is geweest. Alleen het tegenwerpen van het tijdsverloop waardoor de vreemdeling volgens de staatssecretaris als volwassene moet reflecteren op zijn jeugd, is daarvoor in dit geval onvoldoende. Het zwaartepunt in lhbti-zaken moet immers juist liggen bij het persoonlijke en authentieke verhaal dat de vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen, zonder daarbij uit te gaan van stereotiepe uitgangspunten (uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885, onder 6.3). Hetzelfde geldt voor de verklaringen van de vreemdeling over de wijze waarop hij zijn seksuele geaardheid heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat en waarom de vreemdeling concreter of meer nauwkeurig had moet kunnen verklaren dan hij heeft gedaan.
(…)
30. Tot slot overweegt de rechtbank dat het onbegrijpelijk is dat verweerder het relaas van eiser mede ongeloofwaardig acht omdat eiser opvallend weinig weet over de strafbaarheid van homoseksuele handelingen in Senegal. In het voornemen is hiertoe overwogen dat eiser weliswaar stelt dat homoseksualiteit in Senegal niet is toegestaan, maar geen wettelijke bepalingen weet te benoemen waarop hij deze stelling baseert. Zoals besproken ter zitting zal in Nederland ook te gelden hebben dat nagenoeg elke 13-jarige wéét dat het strafbaar is om anderen om het leven te brengen zonder in staat te zijn om aan te geven in welke wettelijke bepaling dit is vastgelegd. Ook deze tegenwerping houdt geen stand.
31. Verweerder heeft weliswaar een aantal van bovenstaande omstandigheden benoemd in het besluit maar heeft niet aangegeven hoe deze zijn gewogen en betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat
“van betrokkene wel degelijk verwacht worden dat hij kan verklaren over zijn homoseksuele gevoelens, de persoonlijke beleving van zijn geaardheid, hoe hij deze gevoelens sinds zijn twaalfde ervaart en hoe hij hier ook uiting aan heeft gegeven, zij het in Europese landen. Betrokkene was ten tijde van het GOA negentien jaar oud en besefte zich dus al ruim zeven jaar dat hij op jongens valt. Daarom mag van betrokkene verwacht worden dat hij inzicht kan verschaffen in het ontstaan en het verloop van relaties alsook kan verklaren over de overwegingen die hij heeft gemaakt ten aanzien van het uiten van zijn homoseksuele geaardheid.
Verder mag van betrokkene, of er nu over mannen of jongens gesproken wordt, verwacht worden dat hij inzicht geeft in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens. Betrokkene is er tijdens het gehoor op gewezen dat hij niet hoeft te vertellen over zijn seksuele uitingen maar dient te vertellen over zijn gevoelens en ervaringen. Dat betrokkene als twaalfjarige in termen van lust stelt te denken, betekent niet dat van betrokkene op inmiddels negentienjarige leeftijd niet meer diepgang verwacht mag worden. Betrokkene blijft met zijn
verklaringen echter steken in oppervlakkigheden die toezien op het hebben van seksueel contact. Betrokkene maakt daarmee zijn geaardheid niet aannemelijk.”
32. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit het referentiekader van eiser onvoldoende -kenbaar- heeft betrokken. Zowel ten aanzien van de signalen dat de verbale capaciteiten van eiser zonder meer beperkt lijken, als ten aanzien van de leeftijd waarop eiser zijn geaardheid ontdekte en zijn eerste seksuele ervaringen op heeft gedaan, heeft verweerder niet aangegeven
op welke wijzehij dit heeft betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit had wel gemoeten, te meer omdat verweerder vooral tegenwerpt dat eiser (te) summier en (te) oppervlakkig heeft verklaard. Verweerder dient nader aan te geven of en hoe het referentiekader de bewijsdrempel beïnvloedt en daarmee de geloofwaardigheidsbeoordeling regardeert. Verweerder heeft thans volstaan met het opsommen van enkele omstandigheden en de opmerking dat hiermee rekening is gehouden. De rechtbank kan echter niet vaststellen hoe verweerder dit heeft gedaan. De beroepsgronden op dit punt slagen. Reeds hierom zal het besluit worden vernietigd.
Tegenstrijdigheden en voordeel van de twijfel
33. De rechtbank overweegt dat de beroepsgronden die zien op de tegengeworpen tegenstrijdigheden slagen en die tegenstrijdigheden dus geen stand houden. Eiser heeft in deze procedure verklaard dat degene die hem heeft betrapt met zijn vriendje degene is die tot gebed oproept in de Moskee. Aan eiser is tegengeworpen dat dit tegenstrijdig is met zijn verklaringen uit de eerste procedure omdat eiser toen heeft verklaard dat hij geen geloof had en nu, bij doorvragen over “de betrapping” heeft verklaard wel naar de moskee te gaan. Eiser heeft in het gehoor nadat de hoormedewerker hem met deze tegenstrijdigheid heeft geconfronteerd aangegeven dat hij bij de eerste asielaanvraag niet de waarheid heeft verteld omdat hij niet durfde te zeggen wat zijn echte vluchtmotief was. De tegenwerping van verweerder dat niet valt in te zien dat als eiser niet over zijn geaardheid durft te verklaren hij in strijd met de waarheid zou verklaren over het al dan niet “hebben van een geloof” en ook dit maakt dat zijn relaas thans ongeloofwaardig is slaagt niet. Daargelaten dat deze tegenstrijdig nogal “gezocht” lijkt, heeft eiser in deze procedure niet verklaard dat hij zichzelf als gelovig beschouwt. Hij heeft enkel verklaard dat degene die hem heeft betrapt diegene is die in de moskee tot gebed oproept en hij zelf wel eens naar de moskee is geweest. Verweerder heeft geen vragen gesteld of eiser als kind zelf besliste of hij naar de moskee ging of dat zijn moeder dit bepaalde. Verweerder heeft evenmin gevraagd of eiser naar de moskee ging vanuit een persoonlijke religieuze overtuiging of omdat hij gewoon geacht werd dit te doen. Van tegenstrijdige verklaringen is dan ook geen sprake, daargelaten dat verweerder niet heeft gemotiveerd hoe de verklaringen van over moskee-bezoek kunnen worden betrokken in de beoordeling van zijn seksuele gerichtheid.
34. Verweerder heeft overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij ontdekte dat hij homoseksueel is. Eiser heeft aangegeven dat hij dit wist op 12-jarige leeftijd. Verweerder heeft bij herhaling gevraagd wat “de concrete gebeurtenis” of “de aanleiding” is geweest voor dit moment en of hij meerdere “relaties” in Senegal heeft gehad. Verweerder werpt eiser tegen en acht het opmerkelijk dat in de correcties en aanvullingen naar voren is gebracht dat eiser op 12-jarige leeftijd zich voor het eerst tot een andere jongen aangetrokken voelde. De rechtbank overweegt dat eiser voldoende goed heeft uitgelegd dat hij voor het eerst ervaarde dat hij op jongens valt omdat hij een jongen, tegen wie hij dit niet durfde te zeggen, erg leuk vond. Aan eiser is gevraagd of er “op school” iemand was die hij leuk vond en die vraag heeft eiser ontkennend beantwoord. Eiser heeft uitgelegd dat hij op 12-jarige leeftijd zelf niet meer naar school ging maar hij deze jongen wel -eerder- op school heeft leren kennen. Ook heeft eiser niets over deze jongen verteld omdat hem werd gevraagd of hij meerdere relaties heeft gehad en hij met deze jongen geen relatie heeft gehad. Eiser heeft in de gronden van beroep herhaald dat eiser op meerdere momenten enige seksuele handelingen heeft verricht met dezelfde jongen en dat hij daarbij éénmaal is betrapt en eiser en zijn moeder daags na die betrapping zijn gevlucht. Verweerder heeft aanvankelijk overwogen dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over het aantal keren dat hij is betrapt en het hoe dan ook ongeloofwaardig is dat eiser na een betrapping wederom seksuele handelingen met een andere jongen zou verrichten. Verweerder heeft deze beroepsgrond niet betwist zodat de rechtbank er van uitgaat dat deze tegenstrijdigheid, die overigens berust op een verkeerde lezing van de verklaringen van eiser, niet langer handhaaft. De rechtbank stelt vast dat van tegenstrijdige verklaringen geen sprake is.
35. Verweerder heeft voorts aangegeven dat de verklaringen van eiser dat hij met niemand kon praten over zijn geaardheid tegenstrijdig worden geacht aan de verklaringen van eiser dat hij meerdere relaties heeft gehad en in Nederland meerdere gesprekken over zijn geaardheid heeft gevoerd. De rechtbank overweegt dat dit een miskenning is van de verklaringen van eiser. Eiser was 12 jaar oud toen hij zich voor het eerst aangetrokken voelde tot een andere jongen maar heeft dit nooit tegen die andere jongen gezegd. Eiser was 13 jaar oud toen hij een eerste vriendje kreeg. Verweerder dient nader te motiveren waarom hij verwacht dat twee dertienjarige jongens als de vriendschap overgaat in het hebben van seksueel contact, sprake is van “een relatie met een andere man waardoor eiser zal hebben gereflecteerd over zijn geaardheid”. Eiser heeft verklaard dat hij, toen hij vergezeld werd door een medewerker van Nidos, twee mannen zag zoenen en daar een opmerking over maakte. Naar aanleiding van vragen van de Nidos-medewerker heeft eiser aangegeven dat hij zich tot jongens aangetrokken voelt en hij daarom is gevlucht. De Nidos-medewerker heeft eiser vervolgens doorverwezen. Eiser heeft verklaard dat dit de inhoud van het contact met die Nidos-medewerker is geweest. Eiser heeft tevens een verklaring van die Nidos-medewerker overgelegd die overeenkomt met deze verklaring van eiser. Verweerder dient nader te motiveren dat onder meer door dit “gesprek over zijn geaardheid” eiser in staat mag worden geacht concreter te kunnen verklaren over zijn geaardheid. Eiser heeft voorts verklaard korte tijd in Nederland te zijn omgegaan met een andere jongen maar dat dit geen relatie is geworden. Eiser heeft ook verklaard dat de man met wie hij nu een relatie heeft in mei 2021 heeft leren kennen. Eiser heeft uitgelegd dat zij met elkaar in contact zijn gekomen door het voetballen in een park, heeft uitgelegd wat hij leuk vindt aan deze man en wat zij zoal samen doen. Eiser heeft dit in de beroepsgronden nader toegelicht en hierbij is ook aangeven dat eiser de vragen over waarom hij het “karakter” van deze man zo mooi vindt niet heeft begrepen omdat hij niet wist wat het woord “karakter” betekent. Eiser heeft overigens uitgelegd dat hij gedurende geruime tijd frequent bijeenkomsten van het COC bezoekt. Verweerder dient zijn aanname dat eiser daardoor beter in staat moet worden geacht om te kunnen verklaren over zijn gevoelens en/of die gevoelens daarom -kennelijk- diepgaander zullen zijn nader te motiveren. Het is voor de rechtbank voorshands niet vanzelfsprekend dat bij dergelijke bijeenkomsten jonge homoseksuelen vooral over hun identiteit praten en eiser dus ervaring heeft met het vertellen hoe hij zijn gerichtheid ervaart. Eiser heeft ook helemaal niet verklaard dat hij op die bijeenkomsten voortdurend sprak over zijn seksuele ontwikkeling. Eiser heeft verklaard dat hij blij was als hij daar was en dat hij zich daar kon uiten omdat hij niet alleen en eenzaam was. De rechtbank overweegt dat uit deze verklaring veeleer blijkt dat eiser zijn geaardheid niet hoefde te verbergen maar duidelijk was dat hij homoseksueel is. Eiser heeft bovendien in de correcties en aanvullingen en ter zitting uitgelegd dat er door taalproblemen hoe dan ook weinig werd gesproken.
Gelet hierop dient verweerder nader te motiveren waarom hij aanneemt dat eiser, ondanks zijn referentiekader, in staat moet worden geacht vanwege meerdere “relaties” en “gesprekken” te kunnen reflecteren op de ontwikkeling en bewustwording van zijn seksuele gerichtheid en hij in het relaas deze tegenwerpingen kan duiden.
36. De tegenstrijdigheden houden gelet op het bovenstaande geen stand. De -door verweerder niet betwiste- beroepsgrond dat eiser telefonisch en niet met behulp van een registertolk is gehoord en dit ook een oorzaak kan zijn voor de summiere verklaringen behoeft geen bespreking meer. Verweerder acht het relaas niet geloofwaardig omdat eiser summier en weinig concreet heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat eiser weliswaar beperkt, maar wel consistent heeft verklaard. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser inspanningen heeft geleverd om zijn verklaringen nader aannemelijk te maken door steunbewijs aan te leveren. Eiser heeft verklaringen van derden en foto’s overgelegd en de partner van eiser is bereid om te gehoord te worden door verweerder. Verweerder dient gelet op al deze omstandigheden te beoordelen of aan eiser het voordeel van de twijfel kan worden gegund. Verweerder heeft dit niet kenbaar gedaan, maar heeft volstaan met het duiden van enkele tegenstrijdigheden en het overwegen dat hij verwacht dat eiser meer concreet kan verklaren. In zijn nieuw te nemen besluit zal verweerder uitdrukkelijk moeten motiveren waarom aan eiser niet het voordeel van de twijfel kan worden gegund indien verweerder zich op het standpunt blijft stellen dat eiser met zijn verklaringen en het aangedragen steunbewijs zijn relaas niet aannemelijk maakt.
Kennis positie LHBTI in Nederland & verklaringen derden en activiteiten
37. Verweerder werpt eiser tegen dat hij meer moet kunnen vertellen over de positie van LHBTI in Nederland omdat hij reeds vier jaar in Nederland verblijft. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft uitgelegd dat hij zeer beperkt kan lezen en schrijven, niet actief is op social media en heeft niet verklaard dat de bijeenkomsten bij het COC zijn gericht op het overbrengen van kennis in plaats van het eenvoudigweg samen komen. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij weet dat homoseksualiteit in Nederland is toegestaan en dat homoseksuelen ook met elkaar kunnen trouwen. Niet valt in te zien waarom eiser méér informatie nodig heeft voor zijn bestaan in Nederland en naar meer informatie op zoek zou gaan of daar in geïnteresseerd zou zijn. Toen aan eiser, nadat hij een eerdere asielprocedure heeft doorlopen, is uitgelegd dat anders dan in Senegal homoseksualiteit niet is verboden, heeft eiser tegen andere derden dan de Nidos-medewerker durven zeggen dat hij homoseksueel is. Verweerder dient nader te informeren waarom de omstandigheid dat eiser weet heeft dat de positie van LHBTI in Nederland fundamenteel verschilt van de positie van LHBTI in zijn land van herkomst niet bijdraagt aan het aannemelijk achten van zijn relaas. Eiser is immers op de hoogte van de meest essentiële kennis van de positie van LHBTI in Nederland.
38. Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag een brief van Nidos van 2 mei 2019, een verklaring van Nidos van 25 juni 2019, een brief van COC Tilburg/Breda van 20 mei 2019 en een brief van dhr. [naam] van 1 september 2019 waarin hij verklaart de partner van eiser te zijn overgelegd. Tevens heeft eiser meerdere foto’s overgelegd waarop eiser is afgebeeld en waarbij hij toelichting heeft gegeven. Aks bijlage bij het gehoor is een brief van COC Tilburg/Breda overgelegd van 1 september 2019.
Uit de brieven van het COC blijkt dat eiser sinds 19 december 2018 bekend is bij het COC en deel uitmaakt van de Jong&Out-groep en de Cocktail-groep. Tevens wordt aangegeven met welke frequentie eiser deze groepen bezoekt en deelneemt aan de activiteiten. Ook wordt toelichting gegeven op de door eiser overgelegde fotos’ die zijn gemaakt tijdens deze activiteiten. [naam] heeft onder overlegging van een kopie van zijn paspoort verklaard dat hij een relatie heeft met eiser en heeft gedetailleerd verklaard hoe zij elkaar hebben leren kennen en welke activiteiten zij samen ondernemen.
39. In Werkinstructie 2019/17 is onder meer het navolgende bepaald:
(…)
In de beschikking moet worden gemotiveerd hoe rekening is gehouden met ingebrachte verklaringen van derden (of waarom daar geen rekening mee is gehouden). Op deze wijze wordt inzichtelijk welk gewicht er aan verklaringen van derden is toegekend. De enkele stelling dat het aan de vreemdeling is om het lhbti-zijn aannemelijk te maken middels zijn verklaringen, is dus onvoldoende motivering. Daarmee zijn de verklaringen van derden namelijk niet zichtbaar meegewogen.
(…)
Bij het beoordelen hoe informatie van derden wordt meegewogen, kijkt de IND in ieder geval naar de volgende aspecten:
3.1.1 De inhoud van de verklaringen
Feitelijke informatie, zoals waarnemingen van de derde partij over (concrete gedragingen van) de vreemdeling, stelt de IND beter in staat om tot een integrale beoordeling te komen. Deze feitelijke informatie (mits die informatie ogenschijnlijk klopt en de bron in algemene zin als betrouwbaar kan worden aangemerkt) kan daarom van toegevoegde waarde zijn
(…)
3.2.2 De bron van de verklaring
De IND kijkt naar de bron van de informatie van de derde partij: Eigen waarnemingen van de derde wegen zwaarder dan verklaring uit de derde hand, of een optekening door een derde van de verklaringen van de vreemdeling.
De IND kijkt ook naar de objectiviteit van de derdenverklaring. Er kan bijvoorbeeld meer gewicht toekomen aan de verklaring van een derde die zelf geen belang heeft bij een (positieve) uitkomst van de asielaanvraag, dan aan een verklaring van een derde die daar wel een belang bij heeft.
In twijfelgevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een partner, zou de IND er (in bijzondere gevallen) bij wijze van uitzondering voor kunnen kiezen om de derde te horen. Een dergelijk gehoor zou plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. Er bestaat voor derden immers geen verplichting om mee te werken aan een IND-gehoor
(…)
40. De rechtbank stelt vast dat verweerder in strijd met zijn werkinstructie de verklaringen van derden over de feitelijke activiteiten van eiser in Nederland en de huidige relatie terzijde heeft geschoven. Verweerder miskent de bewijswaarde van de verklaringen van het COC voor zover die betrekking hebben op de periode en de frequentie van de contacten met eiser. Ook heeft verweerder geen enkele waarde toegekend aan de verklaring van [naam] . Zowel ten aanzien van het COC als ten aanzien van [naam] heeft te gelden dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom zij niet als objectieve derden hebben te gelden. [naam] heeft ten tijde van de opvolgende aanvraag reeds te kennen gegeven bereid te zijn om in aanvulling op zijn schriftelijke verklaringen vragen van de IND te willen beantwoorden. Verweerder heeft volstaan met het overwegen dat eiser in staat moet worden geacht gedetailleerder en persoonlijker te kunnen verklaren over het contact met de mensen bij het COC en meer inzicht te kunnen verschaffen in wat deze bijeenkomsten voor hem betekenen. Verweerder heeft voorts overwogen dat het horen van de partner van eiser niet zou maken dat de verklaringen van eiser dan wel geloofwaardig zouden worden bevonden omdat
“eiser immers zelf onvoldoende kan verklaren over zijn gevoelens en beleving als het gaat over zijn geaardheid, zijn relaties, zijn LHBTI-activiteiten, hetgeen zwaarder weegt dat getuigenverklaringen en foto’s van betrokkene”.
41. De rechtbank acht deze motivering een miskenning van de verklaringen van eiser, de verklaringen van derden en de werkinstructie van verweerder en daardoor volstrekt ontoereikend. Verweerder moet actief en welwillend onderzoeken of eiser bescherming nodig heeft. Op deze wijze kent verweerder geen enkele wijze toe aan verklaringen van derden maar schuift deze eenvoudigweg ter zijde.
Juist nu eiser beperkt in staat lijkt om zijn relaas aannemelijk te maken door zijn eigen verklaringen en verweerder daarbij de verklaringen als summier duidt, is het belangrijk om te boordelen of de feitelijke activiteiten en verklaringen van derden over deze activiteiten deze verklaringen kunnen ondersteunen.
Voor zover eiser moeite heeft met het praten over het onderwerp seksuele geaardheid, hij dit ook nauwelijks met derden heeft gedaan en ofwel geen diepere gevoelens ervaart bij zijn geaardheid of het aangaan van seksuele ervaringen, of hier vanwege het referentiekader niet “méér” over kan verklaren, ligt het dan ook zonder meer op de weg van verweerder om conform zijn werkinstructie dit steunbewijs te waarderen.
42. Dit geldt in het bijzonder in het geval dat verweerder een verklaring van een gestelde partner als nadere motivering aanvoert bij zijn standpunt dat eiser (te) summier heeft verklaard. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat niet valt in te zien dat eiser volgens de verklaring van zijn partner met hem wel emotionele gesprekken kan voeren en tegenover de hoormedewerker zijn gevoelens over zijn geaardheid slechts summier kan beschrijven. De rechtbank overweegt dat dit reden temeer is om deze partner te horen. De partner heeft reeds in zijn schriftelijke verklaring die is overgelegd bij het indienen van de opvolgende aanvraag aangeboden zijn schriftelijke verklaring nader toe te willen lichten. De werkinstructie wijst ook op deze mogelijkheid. De rechtbank is niet bekend met “zaken” waarin verweerder daadwerkelijk is overgegaan tot het horen van een partner. Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, ook aangegeven navraag hierover gedaan te hebben en ook te hebben geconstateerd dat dit nagenoeg nooit gebeurt.
De rechtbank overweegt dat deze partner, die beide keren bij de behandeling ter zitting is verschenen, hierbij ook gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om nadere toelichting te geven over zijn verklaring en zijn contact met eiser, door verweerder gehoord had kunnen worden over de omstandigheid dat verweerder het onduidelijk acht of eiser nu initiatief heeft genomen tot contact of dat het contact is ontstaan omdat de partner aan eiser vroeg of hij mee wilde doen met voetbal in het park in plaats van toe te kijken. Verweerder had dan tevens kunnen vragen wat de partner bedoelde met de overweging dat hij en eiser emotionele gesprekken hebben gevoerd. Indien verweerder geen gebruik maakt van het aanbod om deze partner nader te bevragen, terwijl deze man, onder overlegging van een kopie van zijn paspoort, de verklaringen van eiser dat zij een relatie hebben bevestigt, zal verweerder nader moeten motiveren waarom verweerder geen enkele ondersteunende waarde aan deze verklaring toekent. Verweerder kwalificeert deze verklaring over het bestaan van een homoseksuele relatie niet als steunbewijs maar gebruikt de verklaring als het ware om de verklaringen ongeloofwaardig te achten vanwege tegenstrijdigheden. De rechtbank overweegt hierbij, zoals besproken ter zitting, dat het weinig waarschijnlijk is dat de partner aan eiser heeft gevraagd te verklaren over het ontdekken van zijn geaardheid en zijn gedachten daarbij. De gesprekken tussen eiser en de gehoormedewerker enerzijds en eiser en zijn partner anderzijds zijn dus niet vergelijkbaar, zodat verweerder nader zal moeten motiveren dat het uiten van emoties en het uitblijven van emoties bij de gehoormedewerker kan worden tegengeworpen aan eiser en ten grondslag kan worden gelegd aan de vooronderstelling dat eiser in staat moet worden geacht om “beter” en minder summier te kunnen verklaren. Eiser heeft verklaard zeer geregeld naar bijeenkomsten van het COC in Tilburg/Breda te gaan en dat hij daar blij is omdat hij kan praten met mensen die hetzelfde zijn als hij waardoor hij zich niet meer eenzaam voelt. Verweerder leidt hieruit af dat eiser dus veelvuldig over zijn geaardheid praat en ook daarom in staat moet zijn om concreter te kunnen verklaren. De rechtbank overweegt dat deze aanname een nadere motivering behoeft. De rechtbank acht het niet vanzelfsprekend dat op dergelijke bijeenkomsten vooral over ieders seksuele geaardheid wordt gepraat. Uit de verklaringen van eiser volgt dit in ieder geval niet. Eiser heeft verklaard dat hij het fijn vindt om naar deze bijeenkomsten te gaan en zich daar kan uiten. De omstandigheid dat eiser daar openlijk hardop durft te zeggen dat hij homoseksueel is brengt echter niet mee dat hij dit ook voortdurend doet en hierover in gesprek gaat. Verweerder heeft ook aan de brieven van het COC ten onrechte en in strijd met zijn werkinstructie elke bewijswaarde onthouden.
veilig land van herkomst
43. Bij brief van 8 juli 2021 van de staatssecretaris van justitie en veiligheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (KST 19637, nr. 2755) is aangegeven dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst wordt gehandhaafd met uitzondering van LHBTI en met verhoogde aandacht voor de mogelijkheid dat dit anders kan zijn als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging of discriminatie
44. Verweerder heeft bij de geloofwaardigheidsbeoordeling niet kenbaar betrokken dat Senegal voor LHBTI niet veilig is. Verweerder heeft eerst de geloofwaardigheidsbeoordeling verricht en vervolgens overwogen dat Senegal voor eiser veilig is. De rechtbank acht dit niet juist en overweegt dat verweerder de gehele aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst moet betrekken bij het horen en beslissen. Uit het gehoor opvolgende aanvraag blijkt niet dat de gehoormedewerker op de hoogte is van de omstandigheid dat Senegal voor onder meer homoseksuelen niet als veilig land van herkomst heeft te gelden. De rechtbank wijst in dit verband op de volgende passages in het gehoor:
(…)
Wat vreest u bij eventuele terugkeer naar Senegal gezien uw geaardheid?
Ik vrees voor mijn leven omdat ik een homoseksueel ben.
U hebt verteld over een incident in het dorp waar u woonde. Senegal is echter
een groot land. U zou bij terugkeer dan ook elders in Senegal kunnen verblijven?
Senegal is een groot land, maar dit kan ook ergens anders spelen omdat ik
homoseksueel ben. Als ik terugkeer dan zal dat blijven omdat ik het niet meer
verborgen kan houden. Als ik terug ga, mijn moeder is er niet meer, en zodra
de familieleden mij tegenkomen zouden ze mij vermoorden omdat ik schaamte
over de familie heb gebracht.
Dat is als u terug zou keren naar uw dorp. Zoals aangegeven is Senegal echter
een groot land.
Ik ben een homoseksueel. Mijn moeder zei mensen in Senegal houden niet van
een homoseksueel. Waar ik ook ben in Senegal, ik zal dat moeten uiten en dan
loop ik ook gevaar.
Op welke wijze zal u dat dan gaan uiten in Senegal?
Het wordt heel moeilijk om het geheim te houden omdat het niet mag.
Senegal wordt als een veilig land van herkomst beschouwd. Waarom zou dit
gezien uw geaardheid volgens u dan niet veilig zijn?
Ik ben een homoseksueel en homoseksualiteit is niet toegestaan in Senegal. In
Senegal heb je geen religie die dat accepteert. Als ik terug ga en ik word betrapt, dan gaan ze mijn vermoorden.
Kunt u indien nodig bescherming vragen van de autoriteiten of van hogere
autoriteiten in uw land?
Hoe bedoelt u dat?
Ik leg het uit en stel de vraag opnieuw.
Ik ben een homoseksueel. Ik kan geen bescherming zoeken bij de autoriteiten.
In Senegal willen ze geen homoseksuelen. Als ze erachter komen dat ik homoseksueel ben dan kunnen ze mij vermoorden.
(…)
Conclusie
45. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het horen en bij het beslissen onvoldoende -kenbaar- heeft rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Dit heeft zowel betrekking op het vermogen om meer concreet te kunnen verklaren en meer inzicht te geven in zijn gevoelsleven, als op zijn leeftijd ten tijde van het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en het opdoen van zijn eerste seksuele ervaringen. Verweerder heeft overigens het concept “veilig land van herkomst” onjuist toegepast. In de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst is een uitzondering gemaakt voor (onder andere) LHBTI. Eiser legt zijn homoseksuele geaardheid ten grondslag aan zijn asielaanvraag. Dit betekent dat verweerder zowel bij het horen als bij het beslissen -kenbaar – moet betrekken dat dit gevolgen kan hebben bij bijvoorbeeld de kennis die eiser heeft over de positie van LHBTI in Senegal en de mogelijkheden die hij heeft gehad om over zijn geaardheid te praten. Verweerder heeft eiser echter gehoord en heeft zijn verklaringen beoordeeld als ware Senegal in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst aangemerkt. Verweerder heeft eiser “gewoon” gehoord en heeft zijn verklaringen “gewoon” beoordeeld om vervolgens te overwegen dat eiser zijn relaas dat hij homoseksueel is niet aannemelijk heeft gemaakt en Senegal dus ook voor eiser een veilig land van herkomst is en verweerder hier geen inhoudelijke overwegingen aan hoeft te wijden. De rechtbank overweegt dat het concept “veilig land van herkomst” niet alleen slechts een vooronderstelling behelst en in het geval van Senegal niet alleen slechts betekent dat van deze vooronderstelling niet kan worden uitgegaan bij een homoseksuele geaardheid. Verweerder dient zijn kennis over Senegal die uit deze veilig land-beoordeling blijkt ook inhoudelijk te betrekken bij de eisen die hij stelt aan eiser om zijn relaas aannemelijk te maken. Eiser heeft bijvoorbeeld geen ervaring opgedaan met het praten over zijn geaardheid en bewustwording. Eiser heeft, daargelaten dat hij slechts twee jaar basisonderwijs heeft gehad, in Senegal geen mogelijkheden gehad om informatie over seksuele ontwikkeling en ontdekking van een seksuele geaardheid te verkrijgen. Het ligt voor de hand dat diegenen die hier wel veel gesprekken over voeren en diegenen die veel informatie kunnen lezen over deze onderwerpen, vaker nadenken over het proces dat zij zelf doormaken. Dit brengt weliswaar niet mee dat daardoor een diepgaander gevoelsleven ontstaat of het vermogen toeneemt om gevoelens adequaat te kunnen beschrijven of inzicht daarin aan derden zoals de hoor- en beslismedewerker te verschaffen. Het betekent wel dat verweerder zich er van bewust moet zijn dat het aanmerken van LHBTI als uitzondering in de veilig land-beoordeling kan betekenen dat hij minder zware eisen aan het aannemelijk maken van het relaas door eiser mag stellen. Hiervan is in het gehoor en in het besluit echter op geen enkele wijze gebleken.
Verweerder heeft in strijd met zijn werkinstructie de verklaringen van derden terzijde geschoven en in strijd met zijn werkinstructie geen gewicht toegekend aan de feitelijke activiteiten die eiser in Nederland verricht. Verweerder heeft evenmin af kunnen zien van het horen van de partner van eiser.
46. Verweerder heeft ondeugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser dat hij homoseksueel is ongeloofwaardig zijn. Daarom kan verweerder aan eiser bij de wijze van afdoening niet tegenwerpen dat Senegal als veilig land van herkomst heeft te gelden. Omdat de geloofwaardigheidsbeoordeling niet zorgvuldig en deugdelijk is verricht, zal de rechtbank thans het opgelegde inreisverbod en de duur hiervan niet beoordelen.
47. De rechtbank zal het besluit vernietigen en zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder zal in dit nieuwe besluit kenbaar rekening moeten houden met het referentiekader van eiser, met de omstandigheden dat Senegal voor LHBTI geen veilig land van herkomst is en moeten motiveren waarom eiser met zijn verklaringen zijn relaas niet voldoende aannemelijk maakt. Verweerder zal ook, nu de geduide tegenstrijdigheden geen stand houden, moeten motiveren waarom aan eiser niet het voordeel van de twijfel wordt gegund. Verweerder zal voorts de verklaringen van derden en de activiteiten die eiser in Nederland verricht kenbaar moeten betrekken en kenbaar moeten wegen en daarbij moeten motiveren waarom hieruit onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van eiser blijkt. Verweerder zal bovendien ofwel de partner van eiser moeten horen, ofwel deugdelijk moeten motiveren waarom hij zich daartoe niet gehouden acht.
48. De rechtbank zal een termijn van zes weken stellen om een nieuw besluit te nemen omdat verweerder dan voldoende gelegenheid heeft om de reeds afgelegde verklaringen opnieuw te beoordelen en om de partner van eiser te horen. Indien verweerder bij zijn nieuw te nemen besluit het relaas van eiser alsnog geloofwaardig acht en op grond daarvan tot vergunningverlening zou overgaan, gaat de rechtbank er van uit dat de ingangsdatum van de vergunningverlening de datum van de eerste asielaanvraag is. Indien verweerder geloofwaardig acht dat eiser homoseksueel is, zal verweerder er immers van uitgaan dat eiser gedurende zijn gehele leven en dus ook ten tijde van zijn eerste aanvraag homoseksueel was.
49. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.244,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het tweemaal verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na heden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.244,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.J. Groothedde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.