ECLI:NL:RBDHA:2021:1424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
NL21.1047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit bezittende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 15 oktober 2020 zijn asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris stelde dat Nederland een verzoek om terugname bij Roemenië had gedaan, dat door Roemenië op 17 november 2020 was geaccepteerd.

Tijdens de zitting op 4 februari 2021 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser voerde aan dat Roemenië zijn asielaanvraag waarschijnlijk als een herhaalde aanvraag zou behandelen, wat nadelige gevolgen zou hebben voor zijn rechtsbijstand en opvang. Hij verwees naar een rapport van de Asylum Information Database (AIDA) en stelde dat er in Roemenië een groeiende vijandigheid tegenover vluchtelingen is. Eiser betoogde dat de staatssecretaris zich nader had moeten vergewissen van de situatie in Roemenië en dat er risico's waren op indirect refoulement.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser niet akkoord ging met het bestreden besluit, hij niet had aangetoond dat Roemenië niet in staat zou zijn om zijn asielaanvraag op een rechtvaardige manier te behandelen. De rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat er geen ernstige systematische tekortkomingen in de Roemeense asielprocedure waren aangetoond. De beroepsgronden van eiser werden verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1047

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.1048, plaatsgevonden op 4 februari 2021 te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kurdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Syrische nationaliteit. Op 15 oktober 2020 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek op 17 november 2020 op grond van artikel 18, eerste lid onder d, van de Dublinverordening geaccepteerd.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Roemenië zal eisers asielaanvraag waarschijnlijk behandelen als een herhaalde aanvraag. Dit heeft nadelige consequenties voor de rechtsbijstand en opvang. Ter onderbouwing wordt een beroep gedaan op het AIDA-rapport van 29 april 2020. [3] Ook stelt eiser dat er in de Roemeense samenleving sprake is van een groeiende vijandigheid ten opzichte van vluchtelingen. [4] Verder doet eiser een beroep op een aantal uitspraken die zien op de vaststelling van Roemenië als verantwoordelijke lidstaat. [5] Ook stelt eiser het risico te lopen op een gewelddadige
pushback. Daarnaast is sprake van bewijsnood [6] en inbreuk op het beginsel van
equality of arms, omdat eiser over minder middelen beschikt. Gelet hierop diende verweerder zich nader te vergewissen van de situatie in Roemenië en kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Tot slot loopt eiser het risico op indirect refoulement.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Wel in geschil is of verweerder met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening deze verantwoordelijkheid aan zich had moeten trekken.
5. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Roemenië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling [7] heeft dit bij uitspraak van 29 juli 2020 bevestigd. [8] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat aan dit uitgangspunt niet meer kan worden vastgehouden. Eiser is daarin niet geslaagd.
6. Verweerder hoefde zich er niet van te vergewissen hoe de opvang en rechtsbijstand is geregeld in Roemenië. Door het claimakkoord heeft Roemenië aangegeven dat eisers (herhaalde) asielaanvraag met inachtneming van de verdragsverplichtingen in behandeling zal worden genomen. Daarnaast blijkt uit het AIDA-rapport dat de eerste asielprocedure kan worden voorgezet als er binnen negen maanden na sluiting van het dossier een asielaanvraag wordt ingediend. [9] In eisers geval zijn er nog geen negen maanden verstreken. Nu eiser niet verder heeft onderbouwd dat hij geen recht op opvang en rechtsbijstand zal hebben, is niet gebleken van ernstige systematische tekortkomingen in de asielopvang en de asielprocedure. Dat de Roemeense samenleving vijandig tegenover vluchtelingen zou staan is zorgelijk, maar maakt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Evenmin is gebleken dat eiser zich bij problemen niet tot de Roemeense autoriteiten of geëigende instanties kan wenden. De beroepsgronden slagen niet.
7. Verder heeft eiser onvoldoende geconcretiseerd waarom de onder rechtsoverweging 3 genoemde uitspraken zien op dezelfde situatie als die van eiser. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij het risico loopt op een gewelddadige
pushback. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat eiser na overdracht in Roemenië zal worden opgenomen in de asielprocedure. Een risico op
pushbackis dus niet aan de orde. Niet is onderbouwd dat sprake is van bewijsnood of een inbreuk op het beginsel van
equality of arms. De beroepsgronden slagen niet.
8. Tot slot is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een risico op indirect refoulement en schending van artikel 3 van het EVRM. [10] Roemenië heeft het verzoek tot terugname uitdrukkelijk geaccepteerd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er dan van uit worden gegaan dat Roemenië het asielverzoek en de eventuele uitzetting naar Syrië zal toetsen aan internationale verdragen en Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft niet onderbouwd dat in zijn geval wel een risico op indirect refoulement bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Verweerder heeft geen toepassing hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Rapport van Asylum Information Database (AIDA), Roemenië, van 29 april 2020.
4.Rapport van De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van
5.Zie de uitspraken: zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 12 januari 2021 ECLI:NL:RBOBR:2021:97, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 7 oktober 2020 ECLI:NL:RBDHA:2020:10035 en zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 30 september 2020 ECLI:NL:RBDHA:2020:9526.
6.Zie het arrest van het EHRM van 8 oktober 2015 Korosec t. Slovenië en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Zie uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1804.
9.AIDA-rapport, pagina 55.
10.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.