ECLI:NL:RBDHA:2021:14340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
NL21.17368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J. van den Hoogen, had op 3 november 2021 een asielaanvraag ingediend die door verweerder niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser stelde dat zijn herkomst uit Khanaqin in Centraal-Irak geloofwaardig was, maar verweerder betwistte dit en stelde dat de overgelegde documenten, waaronder een geldig paspoort en nationaliteitsbewijs, niet voldoende waren om de gestelde herkomst te onderbouwen. Tijdens de zitting op 17 december 2021, waar verweerder niet aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen nieuwe elementen waren die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergrootten. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet kon slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17368
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. P.J. van den Hoogen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.17369, op 17 december 2021 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht vooraf, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De derde opvolgende asielaanvraag van eiser is met het bestreden besluit niet- ontvankelijk verklaard.1 Al eerder is in rechte komen vast te staan dat eisers gestelde herkomst, Khanaqin in Centraal-Irak, en daarmee eisers asielrelaas dat zich in dat gebied
1. Met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
afspeelt, niet geloofwaardig is.2 Deze vaststelling is mede gebaseerd op herkomstonderzoek en een taalanalyse.
2. In geschil is of de door eiser gestelde herkomst alsnog geloofwaardig moet worden geacht met de overgelegde stukken: een geldig nationaal paspoort, een nationaliteitsbewijs, een volmacht en een bewijs van leven.
3. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat het paspoort eisers identiteit en nationaliteit bevestigt, maar dat verweerder de gestelde identiteit en nationaliteit ook steeds heeft aangenomen. Met dit stuk en de overige stukken is de gestelde herkomst echter nog steeds niet onderbouwd, aldus verweerder.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder hem dit jaar een reguliere verblijfsvergunning heeft verstrekt en dat daarover niets is te vinden in het bestreden besluit. Later heeft hij daaraan toegevoegd dat verweerder met de reguliere verblijfsvergunning impliciet en expliciet heeft erkend “nationaliteit, identiteit et cetera” van eiser.
5. Deze beroepsgrond kan geen doel treffen. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit uitvoerig toegelicht waarom de overgelegde stukken de gestelde herkomst van eiser niet onderbouwen. Eiser heeft daartegen in beroep niets aangevoerd. Uit de afgifte van een reguliere verblijfsvergunning aan eiser kan niet worden afgeleid dat verweerder alsnog eisers gestelde herkomst heeft erkend. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe elementen en bevindingen die de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maken.3 De aanvraag is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2021 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
2 Besluit van 2 december 2009, uitspraak in beroep van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 15 oktober 2010 (AWB 09/45851) en uitspraak in hoger beroep van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 januari 2011 (201007510/1/ V2).
3 Zie voor deze norm het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 in de
zaak L.H. tegen de staatssecretaris van Justitie en veiligheid, ECLI:EU:C:2021:478, punt 53.

Documentcode: DSR18571645

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal daarvan.