Op 15 juli 2021 verleende het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg een omgevingsvergunning voor het meerlaags uitbreiden van een woning. Twee buren, verzoekers, maakten bezwaar tegen deze vergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter behandelde de verzoeken op 12 oktober 2021. Tijdens de zitting waren beide verzoekers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de vergunninghouder afwezig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen. De rechter stelde vast dat er geen onomkeerbare situatie dreigde en dat de bouwwerkzaamheden waren hervat, wat spoedeisend belang met zich meebracht. De rechter beoordeelde de gronden van de verzoekers aan de hand van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en concludeerde dat de vergunning terecht was verleend. De verzoekers voerden aan dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de dakkapel niet in strijd was met de goothoogte en dat de groenstrook achter de woning niet als openbaar toegankelijk gebied kon worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunninghouder aan de vereisten van het Bouwbesluit 2012 voldeed en dat de welstandscommissie positief had geadviseerd. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, en de rechter benadrukte dat eventuele schade door onrechtmatig handelen van de vergunninghouder via een civiele procedure verhaald moest worden. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Pereth, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.