ECLI:NL:RBDHA:2021:14521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
SGR 19/7632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek Europese gehandicaptenkaart en intrekking bewonersparkeervergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had verzocht om een Europese gehandicaptenkaart, maar dit verzoek werd op 7 maart 2019 afgewezen. Tevens werd op dezelfde datum de verleende bewonersparkeervergunning voor gehandicapten ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 12 maart 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres stelt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een gehandicaptenkaart, omdat zij door haar medische klachten niet verder dan 40 meter kan lopen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD) waar het college op baseerde, concludeert dat eiseres zelfstandig meer dan 100 meter kan lopen. De rechtbank oordeelt dat het advies van de GGD-objectief en inzichtelijk is en dat er geen reden is om aan de juistheid van dit advies te twijfelen.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van een Europese gehandicaptenkaart en dat de intrekking van de bewonersparkeervergunning terecht is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: Ö. Ekinci),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: M. Eser).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een Europese gehandicaptenkaart afgewezen en bij afzonderlijk besluit van diezelfde datum (primair besluit II) heeft verweerder de verleende bewonersparkeervergunning gehandicapten ingetrokken.
Bij besluit van 15 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging er aan de zaak vooraf?
1.1.
Bij besluit van 27 januari 2017 heeft verweerder aan eiseres een Europese gehandicaptenparkeerkaart (gpk) toegekend voor de duur van twee jaar.
1.2.
Eiseres heeft op 7 november 2018 een verlenging van de gpk aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat uit advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Haaglanden (GGD) blijkt dat eiseres zelfstandig meer dan 100 meter aan een stuk kan lopen en daarom is niet voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de gpk en de bewonersparkeervergunning gehandicapten.
Heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiseres niet meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen?
2. Eiseres stelt dat zij voldoet aan alle voorwaarden [1] voor een gpk en daarmee voor een bewonersparkeervergunning gehandicapten. Zij voert aan dat zij al jarenlang behandeld wordt voor nek-, schouder-, arm- en beenklachten en dat deze klachten sinds een jaar verergerd zijn. Uit een looptest bij de polikliniek chirurgie is gebleken dat eiseres niet verder dan 40 meter kan lopen vanwege de pijn. Daarnaast blijkt uit een recente fysiotherapeutische rapportage dat zij chronische rugklachten met uitstraling naar beide benen heeft. Voorts stelt zij dat verweerder wegens strijd met de vergewisplicht van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zonder meer van het sociaal medisch advies (SMA) van 21 januari 2019 mocht uitgaan. Het medisch advies van de GGD-arts is onzorgvuldig tot stand gekomen. Het is niet duidelijk en verifieerbaar waar hij zijn oordeel op baseert. Zo is het onduidelijk waarom de GGD-arts in zijn e-mail van 4 maart 2019 schrijft dat hij eiseres de vorige keer het voordeel van de twijfel heeft gegeven, maar nu geen reden heeft om dat wel te doen. Ook is er geen looptest uitgevoerd en is in het medisch onderzoek ten onrechte niet betrokken dat de klachten van eiseres wisselend van aard zijn. Tot slot meent eiseres dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot het laten uitvoeren van een second opinion door een andere arts, te meer omdat de GGD-arts in zijn schrijven van 4 maart 2019 dit zelf als een mogelijkheid noemt.
3. Verweerder stelt dat de SMA’s van de GGD-arts die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, op inzichtelijke, objectieve en onafhankelijke manier zijn opgesteld. De door eiseres in bezwaar en beroep overgelegde aanvullende medische stukken, geven verweerder geen aanleiding tot een andere conclusie te komen. In het medisch document van 2 mei 2019, van de vaatchirurg, wordt opgemerkt dat eiseres na 40 meter niet meer verder kon lopen van de pijn en dat geen meting na inspanning heeft plaatsgevonden. Daaruit kan volgens verweerder worden afgeleid dat de resultaten van de looptest subjectief zijn. Voor zover eiseres van mening is dat het SMA onzorgvuldig tot stand is gekomen, ligt het op haar weg om een onafhankelijke arts te vragen om een oordeel te vellen over het door de GGD-arts uitgebrachte advies.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart is opgenomen dat voor een gpk vereist is dat sprake is van een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard, waardoor een aanvrager - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen, alsmede dat een gpk niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
4.2.
Ten aanzien van voornoemd geneeskundig onderzoek stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak [2] het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
4.3.
Tegen die achtergrond stelt de rechtbank vast dat verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op een advies van een GGD-arts. Deze arts is op basis van een anamnese, de bevindingen van het lichamelijk onderzoek en de verkregen aanvullende informatie van onder andere de vaatchirurg, fysiotherapeut en de huisarts van eiseres, tot zijn adviezen gekomen. De rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat deze arts niet onpartijdig is en acht het advies objectief en inzichtelijk. Evenmin is de rechtbank gebleken dat dit advies onzorgvuldig is. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder dit advies bij haar beoordeling mocht betrekken.
4.4.
De rechtbank ziet in dat licht, op basis van hetgeen in beroep is aangevoerd, ook geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de adviezen van de GGD-arts. Zonder afbreuk te doen aan de medische klachten waarmee eiseres stelt te kampen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op basis van deze adviezen dan ook aannemelijk gemaakt dat eiseres meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres, tegenover het SMA, geen (tegen)advies van een onafhankelijk medisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij wel aan de criteria voor het recht op een gpk voldoet. Op basis van wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te bepalen dat verweerder een second opinion zal moeten gelasten of om zelf een deskundige te benoemen. Het feit dat eiseres bij besluit van 27 januari 2017 wel een gehandicaptenparkeerkaart is toegekend doet aan het voorgaande oordeel van de rechtbank niet af omdat in het aan het besluit van 27 januari 2017 ten grondslag liggende SMA is aangegeven dat herbeoordeling na twee jaar zinvol lijkt te zijn gezien de mogelijke resultaten van verdere behandeling. Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat de door eiseres genoemde looptest bij de chirurg geen medisch objectieve basis vormt voor het standpunt dat eiseres niet meer dan 40 meter kan lopen. Het gegeven dat de GGD-arts zelf geen looptest heeft laten uitvoeren, biedt naar het oordeel van de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het advies. De GGD-arts alsmede de gemachtigde van verweerder hebben immers toegelicht dat zij op basis van andere onderzoeksgegevens een inschatting hebben kunnen maken.
Conclusie
5. Alhoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres graag een voortzetting wenst van de situatie met een gpk en een bewonersparkeervergunning gehandicapten, en dit haar ook zeker van nut is geweest in het licht van haar medische situatie, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden besloten dat eiseres niet voldoet aan het vereiste dat zij zelfstandig niet meer dan 100 meter aan een stuk kan lopen. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Kleine, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: Relevante wet- en regelgeving

Artikel 1, eerste lid en onder a, van de Regeling gehandicaptenpaarkeerkaart

Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:
a. bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

Artikel 2, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenpaarkeerkaart

Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.

Artikel 3, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenpaarkeerkaart

Ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW, wordt het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
Artikel 3, tweede lid en onder l, van de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.
Een vergunning kan worden verleend aan:
l. de houder van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders welke staat ingeschreven in de GBA van de gemeente Den Haag tevens houder dan wel eigenaar van een voertuig is, is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bewonersvergunning Gehandicapten.
Artikel 6 en onder c, van de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.
Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning in elk geval intrekken of wijzigen:
c. wanneer er niet of niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan die van toepassing waren voor het verlenen van de vergunning;

Voetnoten

1.Zie de bijlage voor de relevante wet- en regelgeving.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1550.