6.2.De voorzieningenrechter komt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting dan ook tot het voorlopig oordeel dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat er zich geen weigeringsgronden voordoen om de vergunning te weigeren. Daarbij neemt de voorzieningsrechter in aanmerking dat verweerder onweersproken heeft aangegeven dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de houtopstanden gering zijn en de beleidsdoelstelling om de openheid van de polders te herstellen in dit gebied een rol speelt. Bovendien geldt dat aan vergunninghouder een herplantplicht is opgelegd waarbij de omwonenden en relevante gebiedspartijen betrokken zullen worden en is een aanvullende landschappelijke inpassing onderdeel van deze herplantverplichting.
Inbreuk op de Wet natuurbescherming
7. Verzoekers hebben in de tweede plaats aangevoerd dat er een inbreuk wordt gemaakt op de artikelen uit de Wnb omdat met de vergunde werkzaamheden nesten van beschermde vogels worden beschadigd of weggehaald.
8. Verweerder heeft in dit verband herhaald dat hij niet het bevoegd gezag is om hierover een beslissing te nemen. Wel heeft verweerder aangevoerd dat ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de geplande werkzaamheden kunnen plaatsvinden zonder dat beschermde diersoorten of beschermde gebieden daarvan schade ondervinden. De voorzieningenrechter ziet op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting geen aanleiding dit standpunt voor onjuist te houden. Vergunninghouder voert de kapwerkzaamheden dan ook uit onder begeleiding van een ecoloog. Ook hebben er vergunningvrije snoeiwerkzaamheden plaats gevonden. Dit heeft verweerder gedaan om het gebied minder geschikt te maken voor vogels. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ecoloog S. de Jong van Aqua Terra Nova drie maal een broedvogelcontrole heeft gedaan op respectievelijk 15, 22 en 29 maart 2021. Tijdens die controle is er een vogelnest aangetroffen dat een oud nest betreft van waarschijnlijk een zwarte kraai. Dit nest is niet beschermd als het niet in gebruik is. Daarnaast is er een nest van een meerkoet aangetroffen. Een meerkoet is echter weinig gevoelig voor verstoring. Als er broedplaatsen met vogels worden aangetroffen wordt hiervoor door vergunninghouder een beschermingszone gecreëerd. Als er sprake is van verstoring van gevoelige vogelbroedplaatsen, wordt een grotere beschermingszone gecreëerd.
9. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat voornoemd bezwaar van verzoeker, gelet op het standpunt van verweerder dat hij niet het bevoegd gezag is op grond van de Wnb en gelet op de motivering van verweerder, evenmin leidt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Schorsing van de inwerkingtreding van de kapvergunning
10. Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat gewacht moet worden met het kappen van de bomen totdat de ABRvS uitspraak heeft gedaan in het aanhangige beroep van verzoeker tegen het door de Gemeente Midden-Delfland vastgestelde bestemmingsplan “N223 Duurzaam veilig fase 3B” (bestemmingsplan). Indien de ABRvS het beroep tegen het besluit om het bestemmingsplan vast te stellen gegrond verklaard, dan zal de kap immers nodeloos blijken te zijn gebeurd.
11. Dit betoog van verzoekers faalt eveneens. De voorzieningenrechter overweegt, onder verwijzing naar een uitspraak van de ABRvS, daartoe dat de omstandigheid dat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is vastgesteld, niet in de weg staat aan verlening van de omgevingsvergunning voor de kap. Aldus is niet vereist dat sprake is van een in werking getreden en onherroepelijk geworden bestemmingsplan om tot verlening van de vergunning te kunnen overgaan. De voorzieningenrechter ziet hierin dan ook geen aanleiding om de gevraagde voorziening te treffen.
12. De voorzieningenrechter komt tegen de achtergrond van al het voorgaande tot het voorlopig oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kap van de houtopstanden noodzakelijk is voor het duurzaam veilig maken van de N223. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het belang om de houtopstanden te kappen in verband met het duurzaam veiliger maken van de N223, bovendien in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang dat is gemoeid met het behoud van deze houtopstanden. Daarom komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid de omgevingsvergunning voor de kap van de houtopstanden heeft kunnen verlenen en dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.