6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige bedreiging aan het adres van het politiebureau Hoefkade. Zijn gedrag was grensoverschrijdend en ontoelaatbaar. De verdachte stelt te hebben gehandeld vanuit boosheid, omdat hij een keer zou zijn mishandeld door politieagenten. Dit vormt vanzelfsprekend geen rechtvaardiging voor zijn gedrag.
Verder heeft de verdachte midden in de nacht brand gesticht, waardoor schade is veroorzaakt aan een pand en een terras van een restaurant. Gelukkig heeft de brandweer tijdig de brand kunnen blussen, zodat de brand niet heeft kunnen overslaan naar omliggende woningen. Een aantal bewoners van de omliggende woningen heeft echter wel tijdens de nachtelijke uren hun woning moeten verlaten, omdat de mogelijkheid bestond dat de brand zich naar de woningen zou uitbreiden. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 november 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte langer dan vijf jaren geleden is veroordeeld wegens brandstichting, vernieling van openbare gebouwen en bedreiging.
Pro Justitia-rapportages
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapporten van dr. D.J. Vinkers, psychiater en drs. R.M. de Groot, GZ-psycholoog, daterend van 4, respectievelijk 12 oktober 2021, die in het kader van de onderhavige strafzaak zijn opgesteld. Ze komen beiden tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken, ADHD van het gecombineerde type en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. De psycholoog heeft aanvullend gerapporteerd dat sprake is van een aandachtstekortstoornis. Deze persoonlijkheidsstoornissen en de andere problematiek waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om de feiten, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog en psychiater stellen dat er veel risicofactoren en slechts een beperkt aantal beschermende factoren aanwezig zijn. De verdachte is afhankelijk van sturing van anderen en structuur. Vanwege de ADHD en persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met het middelengebruik is het voor de verdachte heel moeilijk om zijn impulsen en emotie te reguleren. De kans op recidive voor geweldsdelicten is hoog.
Vanwege de structurele aard van de problematiek is behandeling noodzakelijk. De diverse keren dat de verdachte binnen de geestelijke gezondheidszorg in een vrijwillig kader is behandeld, hebben niet geleid tot het gewenste resultaat. Daarnaast is een forensisch kader noodzakelijk. Verder is een setting met een middelhoog beveiligingsniveau nodig voor de verdachte. Om die redenen achten de psycholoog en de psychiater een zorgmachtiging niet passend voor de geïndiceerde behandeling. De deskundigen adviseren een TBS met voorwaarden, waarbinnen de juiste behandeling voor het terugdringen van het recidiverisico gewaarborgd kan worden.
Reclasseringsrapport
De reclassering heeft in haar rapportage van 20 oktober 2021 geconcludeerd dat sprake is van ernstige stoornissen en verslavingen, die tezamen met het hoog geformuleerde recidiverisico behandeling noodzakelijk maken. De verdachte kent een langdurig verleden met diverse hulpverlening, wat niet heeft geleid tot gewenste resultaten. Daarnaast heeft de verdachte een zorgmijdend profiel en is de verdachte tijdens een begeleid wonen traject geschorst vanwege zijn gedrag. Een zorgmachtiging kent naar inzien van de reclassering onvoldoende borging voor het geïndiceerde behandel- en resocialisatietraject. De reclassering acht een dwingend kader van de TBS met voorwaarden aangewezen. De verdachte heeft zich tegenover de reclassering bereid getoond om zich te conformeren aan de maatregel van TBS met voorwaarden en onderschrijft de besproken behandel- en begeleidingsnoodzaak.
Verder heeft de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden geadviseerd. Tot slot acht de reclassering het van belang dat een maatregel op grond van artikel 38z Sr aan de verdachte wordt opgelegd, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de terbeschikkingstelling. Mogelijk kan deze maatregel ertoe bijdragen dat het TBS-kader eerder afgesloten kan worden en de zorg waar de verdachte langdurig van afhankelijk zal zijn, in een ander kader voortgezet kan worden.
De verdachte heeft zich eveneens ter terechtzitting van 14 december 2021 bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering geformuleerde algemene en bijzondere voorwaarden, kort samengevat: geen strafbare feiten plegen; meewerken aan reclasseringstoezicht; meewerken aan een time-out (ook in een gesloten setting, maximaal 14 weken per jaar); een reisverbod (niet naar het buitenland); opname in een zorginstelling; ambulante behandeling; begeleid wonen of maatschappelijke opvang; een middelenverbod en meewerken aan controle hierop; een locatieverbod; een zinvolle dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind.
TBS met voorwaarden
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat oplegging van de maatregel, te weten de TBS met voorwaarden, passend en noodzakelijk is. De rechtbank heeft haar beslissing in het bijzonder gebaseerd op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten, de ernst van de feiten en het feit dat eerdere behandelingen niet tot de gewenste gedragsverandering bij de verdachte hebben geleid.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS is voldaan. De bewezen verklaarde brandstichting is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de bewezen verklaarde bedreiging is expliciet genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1 Sr. Voorts bestonden bij de verdachte tijdens het begaan van voornoemde bewezen verklaarde feiten ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de rapporteurs naar voren hebben gebracht omtrent de persoonlijkheidsstoornissen en de andere problematiek van de verdachte, alsmede het daarmee aanzienlijke risico op geweldsdelicten. Het is daarom niet verantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat aan de verdachte de TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Alleen deze maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat de verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en dat de kans op recidive zal worden ingeperkt. De mogelijkheid van een civiele zorgmachtiging is door de deskundigen in ogenschouw genomen, maar gelet op de geadviseerde behandeling in het forensisch kader en de duur van de behandeling, is de zorgmachtiging niet toereikend voor het terugbrengen van het recidiverisico. Daarbij komt dat, zoals de officier van justitie ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, eerder is geprobeerd om de verdachte binnen een zorgmachtiging te behandelen. Tot slot is een middelhoog beveiligingsniveau voor de verdachte nodig, wat kan worden bewerkstelligd binnen een TBS met voorwaarden. De rechtbank acht het opleggen van een TBS met voorwaarden daarom opportuun.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden aan de TBS verbinden. De verdachte heeft zich immers bereid verklaard zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
Duur van de TBS met voorwaarden
De TBS met voorwaarden heeft, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38e, tweede lid, Sr, een maximale duur van negen jaren. Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is ten aanzien van de bewezen verklaarde bedreiging en brandstichting. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft een verbale bedreiging geuit, die niet is voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd door niet-verbaal gedrag dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde en waardoor aannemelijk is geworden dat de bedreiging ook daadwerkelijk ten uitvoer zou worden gebracht. Ten aanzien van de brandstichting is niet vast komen te staan dat die gevaar voor personen heeft veroorzaakt of dat het gevaar voor personen voorzienbaar was.
Aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling, zal de rechtbank aan de verdachte een TBS met voorwaarden voor de duur van maximaal vier jaren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid Sr en zal bevelen dat TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak het voorkomen van recidive van zwaarwegend belang is. Om het recidivegevaar in te perken, kan een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z Sr, worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na de afsluiting van de TBS met voorwaarden aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht door de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan, omdat een TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en goederen, gelet op het in de rapportages geschatte hoge risico op geweldsdelicten. De rechtbank zal daarom de – door de reclassering geadviseerde – gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.