ECLI:NL:RBDHA:2021:14625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
SGR 20/6520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor dakopbouw ongegrond verklaard na procesuele verwikkelingen rondom online zitting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 23 december 2019 door verweerder is verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op een woning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 21 augustus 2020. Hierop hebben eisers beroep ingesteld.

Tijdens de procedure hebben eisers verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep ter zitting, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft eisers de mogelijkheid geboden om via een videoverbinding aan de zitting deel te nemen, maar eisers zijn op de zitting van 6 december 2021 niet verschenen. Na de zitting hebben eisers geclaimd dat zij tevergeefs hebben geprobeerd deel te nemen via de videoverbinding en telefonisch contact te krijgen met de rechtbank. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eisers niet online aanwezig waren en heeft hun verzoek om het onderzoek te heropenen afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de omgevingsvergunning terecht is verleend, omdat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de dakopbouw niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet. De rechtbank concludeert dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn die het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staan. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6520

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Boender-Wieberga).
Als derde-partij nemen aan het geding deel:
[derde-partij 1]en
[derde-partij 2], te [woonplaats] , vergunninghouders
(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling).

Procesverloop

In het besluit van 23 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning aan vergunninghouders verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op de woning aan de [woning] [huisnummer 1] te [plaats] .
In het besluit van 21 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Vergunninghouders hebben een zienswijze ingediend.
Eisers en vergunninghouders hebben aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben bij brief van 11 november 2021, ontvangen door de rechtbank op 26 november 2021, verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep ter zitting.
Op 26 november 2021 heeft de aanhoudingenrechter dit verzoek afgewezen.
Op 2 december 2021 hebben eisers zich tot de rechtbank gewend met het verzoek deze beslissing te herzien.
De rechtbank heeft in dit verzoek geen aanleiding gezien om de datum en het tijdstip van de behandeling van het beroep ter zitting te wijzigen, maar heeft eisers in de gelegenheid gesteld via een videoverbinding aan de zitting deel te nemen. Daartoe heeft de griffier op 2 december 2021 om 16:46 uur een e-mail naar eisers gestuurd met de benodigde link en het verzoek om een ontvangstbevestiging. In de e-mail zijn vermeld het directe zakelijke 06-nummer van de griffier alsmede het telefoonnummer dat kan worden gebeld om via telefoon aan de zitting deel te nemen, te weten [telefoonnummer 1] # (NL).
Eisers hebben op deze e-mail niet gereageerd en evenmin een ontvangstbevestiging gestuurd.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouders zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

Processueel
1.1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 6 december 2021 om 10:00 uur niet online aanwezig waren om via videoverbinding aan de zitting deel te nemen. Na enige tijd te hebben gewacht, is de rechtbank de zitting om 10:12 uur begonnen.
1.2.
Na de zitting hebben eisers op 6 december 2021 om 17:12 uur een e-mail naar de rechtbank gestuurd, waarin zij stellen dat zij tevergeefs hebben geprobeerd via videoverbinding aan de zitting deel te nemen en telefonisch contact te verkrijgen met de rechtbank.
1.3.
De rechtbank heeft eisers op 7 december 2021 om 10:48 uur per e-mail meegedeeld dat zij op 6 december 2021 van 09:59 uur tot 10:11 uur in de rechtszaal een videoverbinding via de betreffende Skype-link heeft gehad. De rechtbank heeft geconstateerd dat eisers niet zijn verschenen. De rechtbank heeft eisers verzocht aan te geven wanneer en welk telefoonnummer zij hebben geprobeerd te bellen en daarvan een schermafdruk of ander document toe te sturen.
1.4.
Eisers hebben in hun e-mail van 9 december 2021 om 18:25 uur voor zover relevant het volgende gesteld:
“[…] Ik val werkelijk van de ene verbazing in de andere:
  • allereerst wordt ons verzoek om een verplaatsing met
  • vervolgens krijgen we een skypelink gestuurd nadat ik een reactie heb verstuurd met daarin de verwijzing naar de bevindingen van de gezondheidsraad betreffende Covid-19 en donwsyndroom
  • nu ik aangeef dat deze link niet werkte, althans niet bij ons, trekt u dit in twijfel en vraagt u mij om 'bewijs'........
Ik heb gebeld naar het nummer dat op uw correspondentie vermeld staat; [telefoonnummer 2] . Daar werd mij verteld dat het niet mogelijk was telefonisch in contact te komen.
Nogmaals. wij betreuren de gang van zaken ten zeerste en voelen ons bijzonder benadeeld. […]”
1.5.
De rechtbank heeft eisers op 13 december 2021 om 10:37 uur per e-mail meegedeeld dat zij in hun reactie geen aanleiding heeft gezien het onderzoek te heropenen en dat zij zal overgaan tot het doen van uitspraak. De rechtbank heeft eisers gewezen op de mogelijkheid een klacht in te dienen. Op deze e-mail hebben eisers niet gereageerd.
1.6
De rechtbank motiveert haar beslissing het onderzoek niet te heropenen aldus, dat eisers niet hebben gereageerd op de e-mail d.d. 2 december 2021 om 16.46 uur. Vervolgens hebben eisers pas circa acht uur na de zitting een e-mail aan de rechtbank gezonden met daarin de mededeling dat de link niet werkte. Zij hebben daarbij gesteld de rechtbank te hebben gebeld, maar desgevraagd daarna niet vermeld op welk tijdstip (dan wel welke tijdstippen) zij dat hebben gedaan; ook hebben zij geen schermafdruk of ander document overgelegd om hun stelling te ondersteunen. Daarbij komt dat eisers in hun e-mail een niet bestaand telefoonnummer hebben genoemd dat zij gebeld zouden hebben; het door eisers vermelde nummer [telefoonnummer 2] is namelijk geen telefoonnummer van de rechtbank.
Inhoudelijk
2. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vergunninghouders hebben op 18 september 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakopbouw op de woning aan de [woning] [huisnummer 1] te [plaats] . Deze aanvraag heeft betrekking op de activiteit het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3. In het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Aan dit – in bezwaar gehandhaafde – besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening. Ook is het bouwplan volgens verweerder in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan en is het niet in strijd met de redelijke eisen van welstand.
4. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren aan dat de dakopbouw niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Daarnaast ontbreken de peilmaten en andere details op de detailtekeningen in de aanvraag. De aanvraag voldoet daarmee niet aan de hiervoor geldende indieningsvereisten. Eisers verwijzen verder naar de aanvraag en bouwtekeningen voor de verleende vergunning voor een dakopbouw op de woning aan de [woning] [huisnummer 2] . In deze tekeningen zijn wel peilmaten aangegeven en is rekening gehouden met de sierkap, afwatering en dakgoot van de woning aan de [woning] [huisnummer 3] . Daarvan is in onderhavig geval geen sprake. De sierkap, afwatering en dakgoot van de woning van eisers hangt gedeeltelijk over de erfgrens met de woning van vergunninghouders. Deze situatie doet zich al sinds 1924 voor. Er is dan ook sprake van een erfdienstbaarheid door verjaring, waarmee rekening dient te worden gehouden.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
De redelijke eisen van welstand
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag verweerder aan het advies van de welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen, tenzij het advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag mag leggen. Ook geldt een (verzwaarde) motiveringsplicht indien de aanvrager of een derde belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. [1]
6.1.
In het primaire besluit is een positief welstandsadvies gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding de enkele, niet onderbouwde stelling van eisers te volgen dat niet aan de juiste criteria van de welstandsnota is getoetst. Eisers hebben in beroep naar een contra-expertise verwezen, maar geen dergelijk advies van een deskundig te achten persoon of instantie overgelegd. Zij hebben het welstandsadvies dus onvoldoende gemotiveerd weerlegd. De beroepsgrond van eisers over de redelijke eisen van welstand slaagt daarom niet.
De bouwtekeningen
7. De rechtbank stelt vast dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden, waarin is opgenomen welke constructieve gegevens nader moeten worden ingediend. Op grond van artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) moeten deze gegevens minimaal drie weken voor uitvoering worden ingediend. De gegevens moeten zijn goedgekeurd voordat met de uitvoering wordt begonnen. Onder deze gegevens zijn onder meer detailtekeningen en berekeningen opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de ontbrekende gegevens, waaronder de peilmaten op de detailtekeningen en overige detailtekeningen, geen gegevens zijn die op grond van artikel 2.7 van de Mor tot drie weken voor de werkzaamheden kunnen worden overgelegd. Dat de benodigde gegevens reeds bij de aanvraag voor de dakopbouw op de woning aan de [woning] [huisnummer 2] waren overgelegd, kan hierbij geen rol spelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
8. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eisers dat sprake is van een erfdienstbaarheid die de dakopbouw in de weg staat, als een beroep op een evidente privaatrechtelijke belemmering.
8.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat verweerder een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk moet verlenen als geen van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoen. Er is in dat geval sprake van een gebonden beschikking. Verweerder heeft in dat geval dus geen ruimte om de omgevingsvergunning op andere gronden, zoals bijvoorbeeld het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering, te weigeren. [2]
8.2.
Zoals uit het voorgaande blijkt, is het bouwplan niet in strijd met de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo opgenomen weigeringsgronden. Verweerder was dus gehouden om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Voor zover in dit geval al sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, kan die dus niet in de weg staan aan het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning. Verweerder is dus terecht aan de door eisers gestelde erfdienstbaarheid voorbij gegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft verleend.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2021.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8987.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3067.