In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 23 december 2019 door verweerder is verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op een woning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar is ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 21 augustus 2020. Hierop hebben eisers beroep ingesteld.
Tijdens de procedure hebben eisers verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep ter zitting, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft eisers de mogelijkheid geboden om via een videoverbinding aan de zitting deel te nemen, maar eisers zijn op de zitting van 6 december 2021 niet verschenen. Na de zitting hebben eisers geclaimd dat zij tevergeefs hebben geprobeerd deel te nemen via de videoverbinding en telefonisch contact te krijgen met de rechtbank. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eisers niet online aanwezig waren en heeft hun verzoek om het onderzoek te heropenen afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de omgevingsvergunning terecht is verleend, omdat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Bouwverordening. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de dakopbouw niet aan de redelijke eisen van welstand voldoet. De rechtbank concludeert dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn die het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg staan. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.