ECLI:NL:RBDHA:2021:14680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
AWB 21/7149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening teruggave paspoort in bestuursrechtelijke procedure

Op 9 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.R. Vink, een voorlopige voorziening heeft verzocht in verband met de weigering van de korpschef van de Nationale Politie om haar paspoort terug te geven. Het paspoort was op 7 december 2021 tijdelijk in bewaring genomen. Verzoekster had op 8 december 2021 verzocht om teruggave van het paspoort, met een subsidiair verzoek om het paspoort langs te brengen voor een ziekenhuisbezoek op 9 december 2021. De politie had dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het indienen van bezwaar door verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond voor de teruggave van het paspoort. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, stelde dat verzoekster met een kopie van haar paspoort zich kon legitimeren en dat medisch noodzakelijke zorg altijd toegankelijk is, ongeacht de afwezigheid van het paspoort.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij zonder haar paspoort niet geholpen zou worden in het ziekenhuis. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 december 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7149

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 december 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.R. Vink).

Procesverloop

Op 7 december 2021 heeft de korpschef van de Nationale Politie het paspoort van verzoekster tijdelijk in bewaring genomen.
Verzoekster heeft op 8 december 2021 verzocht om teruggave van het paspoort. Subsidiair heeft zij verzocht om het paspoort langs te brengen voor haar geplande ziekenhuisbezoek op 9 december 2021.
Op dezelfde dag is aan verzoekster bericht dat zij het paspoort vooralsnog niet terugkrijgt en dat het paspoort niet zal worden langsgebracht voor het ziekenhuisbezoek.
Verzoekster heeft tegen de inname van het paspoort bezwaar gemaakt. Subsidiair heeft zij bezwaar gemaakt tegen de weigering om het paspoort langs te brengen bij het ziekenhuis. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het paspoort aan haar wordt teruggegeven dan wel dat het paspoort wordt langsgebracht voor haar ziekenhuisbezoek.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter met spoed een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij haar paspoort nodig heeft. Op 9 december 2021 heeft verzoekster namelijk een afspraak in het ziekenhuis waarbij zij zich zal moeten legitimeren. Zonder paspoort zal zij niet worden geholpen. De politie heeft haar verzoek om het paspoort langs te brengen bij het ziekenhuis afgewezen. Tot slot wijst verzoekster erop dat zij zich zonder paspoort niet bij andere instanties kan legitimeren en dat zij strafbaar is zonder een legitimatiebewijs.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder haar paspoort niet zal worden geholpen in het ziekenhuis. Verweerder wijst er hierbij op dat zij in het bezit is van een kopie van haar paspoort en dat medisch noodzakelijke zorg op grond van artikel 10 van de Vw 2000 [2] altijd toegankelijk is.
5.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster het spoedeisend belang bij onmiddellijke teruggave van het paspoort onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verzoekster heeft bij de inname van het paspoort een bewijs van inname en een kopie van haar paspoort ontvangen. Met deze stukken kan verzoekster aan anderen kenbaar maken wie zij is en dat zij over een geldig identiteitsbewijs beschikt. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze stukken onvoldoende zijn om in het ziekenhuis te worden geholpen bij haar afspraak. Gelet daarop, heeft verzoekster ook het spoedeisend belang bij het langsbrengen van het paspoort onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft er tot slot terecht op gewezen dat medisch noodzakelijke zorg altijd toegankelijk is.
5.2
Nu verzoekster het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is kennelijk ongegrond.
6. De voorzieningenrechter wijs het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000