ECLI:NL:RBDHA:2021:14699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
SGR 20/6900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetalingsregeling AIO-aanvulling en betalingscapaciteit van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van [woonplaats], en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank, waarin werd bepaald dat de te veel ontvangen aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) in maandelijkse termijnen van € 205,- zou worden verrekend met zijn AOW-pensioen. Eiser stelde dat deze terugbetalingsregeling zijn betalingscapaciteit te boven ging, omdat hij slechts over een onvolledige AOW-uitkering beschikte en zijn inkomen onder het bestaansminimum zou dalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eigenaar is van een woning in [buitenland] en dat hij beschikt over vermogen. De rechtbank oordeelde dat de terugbetalingsregeling de betalingscapaciteit van eiser niet te boven gaat, omdat het eiser vrijstaat om zijn vermogen aan te wenden. De rechtbank verwierp ook het subsidiaire standpunt van eiser, waarin hij stelde dat de als alternatief voorgestelde regeling onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de Sociale verzekeringsbank in redelijkheid tot het bestreden besluit had kunnen komen en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Stevers),
en

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: W. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de te veel ontvangen aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) in maandelijkse termijnen van € 205,- zal worden verrekend met het pensioen dat eiser op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) ontvangt.
Bij besluit van 11 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van een woning in [buitenland]. De belastinggrondslag van deze woning bedroeg in 2016 omgerekend € 61.308,42. Bij besluit van 14 december 2017 heeft verweerder de AIO-aanvulling van eiser ingetrokken, omdat verweerder de hoogte van het inkomen en het vermogen van eiser niet kon vaststellen. Bij besluit van 15 december 2017 heeft verweerder het bedrag van € 12.250,89 aan teveel ontvangen AIO-aanvulling van eiser teruggevorderd. Dit besluit is na bezwaar in stand gebleven. Bij brief van 19 juli 2018 heeft verweerder aan eiser meegedeeld alsnog een betalingsregeling te willen afspreken en eiser wordt verzocht het formulier ‘Onderzoek inkomenssituatie’ in te vullen. Het ingevulde formulier is door verweerder op 20 augustus 2018 ontvangen. Bij brief van 31 oktober 2018 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij zijn woning in [buitenland] moet verkopen om zijn schuld aan verweerder te voldoen. Vervolgens heeft verweerder eiser meerdere malen verzocht om informatie met betrekking tot de verkoop van zijn woning in [buitenland]. Eiser heeft deze informatie niet aangeleverd. Op verzoek van eiser heeft verweerder betalingsregelingen voorgesteld. Uiteindelijk heeft verweerder eiser twee betaalopties gegeven. De eerste optie houdt in dat er maandelijks € 110,- zal worden verrekend met eisers AOW-pensioen onder de voorwaarde dat eiser volledige medewerking verleend bij het aanvragen van een Bulgaars pensioen. De tweede optie houdt in dat de openstaande vordering met een bedrag van € 205,- per maand zal worden verrekend met eisers AOW-pensioen. Eiser heeft aangegeven geen pensioen te willen aanvragen in [buitenland].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de betalingsregeling van het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser niet meewerkt en verweerder daarom zijn aflossingscapaciteit niet kan vaststellen.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit kon komen, omdat deze terugbetalingsregeling zijn betalingscapaciteit te boven gaat. Hij beschikt immers slechts over een onvolledige AOW-uitkering, omdat hij slechts over 40 jaar AOW-rechten heeft opgebouwd. Door de opgelegde regeling daalt zijn inkomen verder onder het bestaansminimum. Een terugbetaling van € 110,- per maand is voor hem nog wel op te brengen, ook al ligt zijn inkomen dan nog steeds onder het sociaal minimum. Subsidiair voert eiser aan dat de als alternatief voorgestelde regeling ook niet redelijk is, omdat daaraan de voorwaarde is verbonden dat hij in [buitenland] een overheidspensioen aanvraagt voor de jaren dat hij in [buitenland] gewoond heeft. Dat is echter zinloos, omdat daarvoor de voorwaarde geldt van een arbeidsverleden in dat land, en dat heeft eiser niet.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank overweegt dat de terugbetalingsregeling de betalingscapaciteit van eiser niet te boven gaat, omdat vaststaat dat eiser beschikt over vermogen. Dat eiser dit vermogen vanwege persoonlijke redenen niet wil aanwenden, komt voor zijn eigen rekening. Wat betreft het subsidiaire standpunt van eiser overweegt de rechtbank dat de door verweerder voorgestelde eerste betaaloptie een redelijke optie is. Het is niet aan eiser om te beoordelen of hij voldoet aan de voorwaarden van een Bulgaars pensioen. Dat eiser vanwege persoonlijke redenen in [buitenland] geen pensioen wil aanvragen, dient ook voor zijn eigen rekening te komen.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder dan ook in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen.
5. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.