ECLI:NL:RBDHA:2021:14742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier voor humanitair niet-tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'humanitair niet-tijdelijk' had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen en een inreisverbod opgelegd. Verzoeker, die sinds 1996 in Nederland verblijft en werkzaam is in de ouderenzorg, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op bezwaar in Nederland kan afwachten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoeker niet kansloos is. Hij stelde vast dat de staatssecretaris ten onrechte had geconcludeerd dat verzoeker het grootste deel van zijn leven in Marokko had gewoond. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoeker sinds 1996 in Nederland verblijft en dat hij in die periode verder is geïntegreerd. Ook werd onvoldoende rekening gehouden met het feit dat verzoeker tijdens zijn langdurige verblijf in Nederland ongemoeid was gelaten door de overheid.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3830
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.T.J. Bos),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel “humanitair niet-tijdelijk” afgewezen. Verweerder heeft verzoeker ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook zijn broer en schoonzus waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1973 en bezit de Marokkaanse nationaliteit. Hij verblijft sinds 1996 in Nederland. Verzoeker heeft een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij echtgenote gehad, geldig vanaf 1 oktober 1999. Vanaf 2001 tot heden is eiser (fulltime) werkzaam in de ouderenzorg in Nederland, bij Stichting [stichting] in Den Haag. Bij besluit van 11 december 2003 is de verblijfsvergunning voor verblijf bij echtgenote ingetrokken. Dit besluit staat in rechte vast met de uitspraak van 24 januari 2007 van de hoogste bestuursrechter. [1] Op 2 februari 2006 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘arbeid in loondienst’. Deze aanvraag is bij besluit van 27 juli 2006 afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Verzoeker heeft op 13 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel “humanitair niet-tijdelijk”. Verweerder heeft met het bestreden besluit verzoekers aanvraag afgewezen, omdat verzoeker niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf. [2] Er is volgens verweerder ook geen aanleiding om verzoeker vrij te stellen van dit vereiste. Zo heeft verzoeker deze aanvraag niet binnen twee jaar na het verlopen van zijn verblijfsvergunning ingediend en is niet gebleken dat de termijnoverschrijding hem niet is toe te rekenen. Volgens verweerder is er ook geen reden om verzoeker vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van het recht op familieleven of privéleven als bedoel in artikel 8 van het EVRM [3] of op grond van de hardheidsclausule. [4] Verweerder heeft ook geen aanleiding gezien om verzoeker ambtshalve een verblijfsvergunning te verstrekken of hem uitstel van vertrek te verlenen. Met dit besluit heeft verweerder verzoeker ook een inreisverbod opgelegd, omdat aan verzoeker op 11 december 2003 een terugkeerbesluit is opgelegd waaraan hij niet heeft voldaan.
Waarom is verzoeker het niet eens met verweerder?
4. Verzoeker vraagt om toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op bezwaar in Nederland mag afwachten. Verzoeker stelt dat er voldoende aanknopingspunten zijn om hem zijn verblijf in Nederland te laten voortzetten of hem op zijn minst in bezwaar te horen. Zo stelt hij (indirect) familieleven uit te oefenen met zijn broer en diens gezin, waaraan verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend. Ook zijn er in zijn langdurige deels legale verblijf in Nederland en het feit dat hij vanaf 2001 werkzaam is in de ouderenzorg in Nederland voldoende aanknopingspunten om hem zijn privéleven te laten voortzetten. Bij terugkeer naar Marokko zal het moeilijk voor hem worden om daar een bestaan op te bouwen, omdat hij daar al meer dan 25 jaar weg is en het lastig zal zijn om werk te vinden en zich te redden. Deze feiten en omstandigheden hadden volgens verzoeker voor verweerder aanleiding moeten zijn hem vrij te stellen van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule. Verweerder dient ook het inreisverbod op te heffen. Ter zitting heeft verzoeker gemeld dat hij in overleg is met zijn werkgever om te bezien of het mogelijk is om een werkvergunning in combinatie met een verblijfsvergunning aan te vragen. Verder is ter zitting meegedeeld dat inmiddels een gesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek over uitzetting heeft plaatsgevonden waarbij eisers paspoort is ingenomen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven van verzoeker (met zijn broer en diens gezin) en dat ook voor wat betreft zijn privéleven geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat eisers uitzetting strijd met artikel 8 van het EVRM oplevert. Daarbij weegt verweerder mee dat verzoeker het grootste deel van zijn leven, in Marokko heeft gewoond en daar familie heeft. Verzoeker heeft betwist het grootste deel van zijn leven in Marokko te hebben gewoond.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de periode waarin eiser in Marokko verbleef (1973-1996) korter was dan de periode waarin hij in Nederland verbleef (1996-heden). Verweerders standpunt dat verzoeker het grootste deel van zijn leven in Marokko heeft gewoond is derhalve niet juist. Verder is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het bestreden besluit onvoldoende meegewogen dat verzoeker tijdens zijn langdurige (grotendeels illegale) verblijf in Nederland ongemoeid is gelaten door de Nederlandse overheid. In die periode is verzoeker vanaf 2001 tot op heden fulltime werkzaam in de ouderenzorg en is hij verder geïntegreerd geraakt in Nederland. Dit aspect is in het bestreden besluit onvoldoende tot uitdrukking gebracht en dient in de beslissing op bezwaar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter uitdrukkelijk in de belangenafweging te worden betrokken. Gelet hierop kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat het bezwaar geen kans van slagen heeft. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
Wat betekent dit?
7. De voorzieningenrechter ziet in het bovenstaande aanleiding om het verzoek tot een voorlopige voorziening toe te wijzen, het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat verweerder verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaarschrift is beslist.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten in het kader van de verzochte voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit en verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten totdat op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zie artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
3.Het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.​
4.Zie artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb 2000).