ECLI:NL:RBDHA:2021:14749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht; beoordeling van vervalst document en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 december 2020, waarin hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. Tijdens de zitting op 1 februari 2021 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook door een gemachtigde werd vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft betwist dat hij met een vervalst document Nederland is binnengekomen. Dit werd ondersteund door een veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De rechtbank concludeert dat de verweerder terecht de zware gronden voor het terugkeerbesluit heeft gehanteerd, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en gebruik heeft gemaakt van vervalste documenten. Eiser heeft ook aangevoerd dat het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat hij in Spanje verblijfsrecht heeft en getrouwd is met een Hongaarse vrouw. De rechtbank oordeelt echter dat de motivering van de verweerder voldoende is en dat de omstandigheden van eiser geen aanleiding geven om van het inreisverbod af te zien.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 februari 2021 en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.