ECLI:NL:RBDHA:2021:14756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
09-777007-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met mes in vereniging tegen slachtoffer in 's-Gravenzande

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en een poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 januari 2020 in 's-Gravenzande, waar de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft belaagd. Het slachtoffer, die naar het park was gekomen om een ruzie uit te praten, werd door de groep aangevallen, waarbij hij meerdere keren met messen werd gestoken en geslagen. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op zittingen op 30 april 2020 en 15 november 2021, en op 18 november 2021 is het onderzoek gesloten. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar vond dat de openlijke geweldpleging wel bewezen kon worden. De verdediging vroeg om vrijspraak van beide feiten, met de stelling dat het geweld niet 'openlijk' was gepleegd en dat er geen sprake was van nauwe samenwerking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij hij een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar legde hem een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 3.336,54.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777007-20
Datum uitspraak: 2 december 2021
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen met gesloten deuren van 30 april 2020 (regie zitting) en 15 november 2021 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 18 november 2021, waarbij vonnis is bepaald op 2 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de verdachte, diens raadsman mr. N.M. Fakiri, advocaat te Den Haag, de ouders van de verdachte, de benadeelde partij en zijn gemachtigde mr. M.P. de Klerk, advocaat te Den Haag en door de ter zitting verschenen deskundigen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met één of meerdere mes(sen) meermalen, althans eenmaal, in de rug en/of borst en/of nek en/of een arm, in ieder geval in het (boven)lichaam heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Naaldwijkseweg en/of de Koningin Julianaweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, met één of meerdere mes(sen) in de rug en/of borst en/of nek en/of arm van die [slachtoffer] steken en/of
- het gedurende enige tijd houden/drukken van een mes tegen de nek/hals van die [slachtoffer] en/of
- het zichtbaar voor en op korte afstand van die [slachtoffer] dreigend vasthouden van één of meerdere mes(sen) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] slaan/stompen en/of
- het meermalen, althans eenmaal, tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen en/of
- het meermalen, althans eenmaal, met een stok/tak tegen het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer] slaan en/of
-het zichtbaar voor en op korte afstand van die [slachtoffer] dreigend vasthouden van een tak/stok.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft met de aangever in deze zaak, [slachtoffer] , een afspraak gemaakt via WhatsApp om haar te ontmoeten in een parkje in ’s-Gravenzande. [slachtoffer] is in de veronderstelling een ruzie met [medeverdachte 1] uit te gaan praten en fietst alleen naar deze plek, in het donker. Ook [medeverdachte 1] gaat naar deze afspraak. Zij heeft echter ook de medeverdachte [medeverdachte 2] meegenomen en daarnaast nog een vriendin, [getuige 1] en een vriend, de medeverdachte [medeverdachte 3] . Eerder op de dag heeft [medeverdachte 2] drie vrienden, te weten de verdachte, [verdachte] , en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , gevraagd om ook met hem mee te gaan, Hij heeft hen verteld dat hij één op één ging vechten met [slachtoffer] . Zij zijn ook naar het parkje gekomen. [slachtoffer] heeft, los van [medeverdachte 1] , geen van de verdachten bij aankomst gezien. Nadat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] elkaar in het parkje treffen is [medeverdachte 2] tevoorschijn gekomen, waarna hij en [slachtoffer] in gevecht raken. [slachtoffer] is vervolgens ook door anderen bedreigd, geslagen en geschopt. [slachtoffer] voelt ook dat hij op verschillende momenten gestoken wordt. Hij vlucht op zijn fiets, waarvan zijn banden blijken te zijn lek gestoken. In het ziekenhuis blijkt dat [slachtoffer] vijf steekwonden heeft, waarvan één diep in de rug en de andere vier oppervlakkig op de rug, op de bovenarm, de borst en de hals.
De verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben allen verklaard in meer of mindere mate een bijdrage aan het geweld te hebben geleverd, maar allen ontkennen een mes te hebben getrokken en [slachtoffer] te hebben gestoken. [medeverdachte 3] heeft verklaard geen enkele bijdrage aan het geweld te hebben geleverd en ontkent ook dat hij een mes bij zich had.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot doodslag door [slachtoffer] te steken en aan openlijke geweldpleging vanwege zijn deelname aan de vechtpartij.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde en dat zij wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak gevraagd van beide ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 2 is betoogd dat niet is voldaan aan het vereiste dat het geweld ‘openlijk’ moet zijn gepleegd. Ook is betoogd dat bij het gepleegde geweld geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, nu het geweld te onderscheiden is in twee incidenten. Nadat de verdachte de aangever had geslagen was hij in de veronderstelling dat het geweld ten einde was en had de verdachte niet verwacht dat er meer geweld zou worden toegepast. De verdachte had zelf geen mes bij zich en kon niet weten dat de andere verdachten een mes bij zich hadden, laat staan dat deze gebruikt zouden worden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.4.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij ook is gestoken.
(Voorwaardelijke) opzet op het in vereniging plegen van geweld
Redengevend hiervoor is dat uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat hij door meerdere jongens is belaagd, waarbij hij is uitgescholden, bedreigd, geschopt, geslagen en meermalen gestoken met een mes. De verdachte was één van de belagers en heeft aan het gepleegde geweld deelgenomen door [slachtoffer] te schoppen en te slaan. Deze geweldshandelingen heeft de verdachte zelf ook bekend. Uit geen enkele verklaring (behalve dan die van de verdachte) volgt dat de vechtpartij in de twee duidelijke fases is verlopen zoals de verdachte dat heeft geschetst. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geweldshandelingen die tegen [slachtoffer] zijn verricht moeten worden gezien als een aaneengesloten samenstel van gedragingen die in één en dezelfde vechtpartij zijn verricht en waaraan de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten om [slachtoffer] “een lesje te leren”, is duidelijk. Gelet op het door de verdachte gepleegde geweld en de gedragingen vanuit de groep waarvan de verdachte deel uitmaakt heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er meer geweld vanuit de groep gepleegd zou worden. Er is derhalve sprake van opzet bij de verdachte, in elk geval in voorwaardelijke zin, op het in vereniging plegen van geweld, daaronder ook begrepen geweld in de vorm van het bedreigen en steken met messen.
Bestanddeel ‘openlijk’
Voor een bewezenverklaring van het in vereniging openlijk geweld plegen als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat de gepleegde geweldshandelingen ‘openlijk’, dat wil zeggen op of aan de openbare weg, dan wel in een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden. Het verweer van de raadsman dat het geweld niet ‘openlijk’ is gepleegd verwerpt de rechtbank. Het is vaste rechtspraak dat de mogelijke aanwezigheid van in zekere zin willekeurig publiek mede bepaalt of van openlijkheid sprake is. Los van het feit dat de plek in kwestie openbaar gebied betrof, geldt in dit geval dat het relatief vroeg de avond was, dat er een voetbalvereniging in de buurt was, een parkeerplaats en de plek zelf een speelterrein betrof, zodat het zeer goed mogelijk was dat derden aanwezig waren geweest (feitelijk was dat ook zo door de aanwezigheid van [getuige 2] , die part noch deel had aan het treffen). Dat gekozen werd voor een afgelegen parkje waar wellicht op dat moment weinig of geen getuigen te verwachten waren doet daaraan niet af. Het geweld is derhalve ‘openlijk’ gepleegd.
3.4.3
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte van feit 1 vrij. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. Op grond daarvan, en de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Naaldwijkseweg en/of de Koningin Julianaweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het met meerdere messen in de rug en borst en nek en arm van die [slachtoffer] steken en
- het drukken van een mes tegen de nek van die [slachtoffer] en
- het zichtbaar voor en op korte afstand van die [slachtoffer] dreigend vasthouden van een mes en
- het meermalen in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] slaan en
- het meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen en
- het meermalen, met een stok/tak tegen het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer] slaan en/of
-het zichtbaar voor en op korte afstand van die [slachtoffer] dreigend vasthouden van een tak/stok.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
Daarnaast is gevorderd om op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte
first offenderis, zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en van meet af aan open heeft verklaard over het voorval. Hij heeft spijt betuigd. Daarnaast is aandacht gevraagd voor het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak had moeten worden afgehandeld ruimschoots is verstreken.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Het slachtoffer [slachtoffer] kwam alleen naar een afspraak om iets uit te praten met een vriendin. Hij is in een val gelokt die door medeverdachten was gezet. [slachtoffer] is tijdens de openlijke geweldpleging uitgescholden, bedreigd, geschopt en geslagen en vijf maal met een mes gestoken waarvan éénmaal dusdanig diep in zijn rug dat het gemakkelijk nog erger had kunnen aflopen. De verdachte heeft een aandeel gehad in het geweld, door [slachtoffer] te schoppen en te slaan.
[slachtoffer] heeft veel last heeft gehad van het incident, zoals ook is gebleken uit de door hem voorgelezen slachtofferverklaring. Hij durfde niet meer naar buiten, had last van nachtmerries en herbelevingen, en moest zich onder behandeling van een psycholoog stellen om van zijn angsten af te komen. Het volgen van school was moeilijk door concentratieproblemen waardoor hij studievertraging opliep. Hij wordt nog dagelijks aan het feit herinnerd door de littekens.
De rechtbank neemt de verdachte zijn aandeel in het openlijk geweld zeer kwalijk.
Voorts is komen vast te staan dat aan de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 oktober 2021 niet eerder door de kinderrechter is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 1 november 2021, dat van de Jeugdreclassering, d.d. 21 september 2021, de eerder door die instellingen in deze strafzaak uitgebrachte rapportages alsmede van hetgeen ter terechtzitting door de verschenen deskundigen naar voren is gebracht.
Gebleken is dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden die op 3 april 2020 door de raadkamer in deze rechtbank in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gesteld. De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat de periode van de schorsing ruim anderhalf jaar heeft geduurd.
Naar voren is gebracht dat de gevolgen van deze zaak ingrijpend zijn geweest voor de verdachte en het gezin. Zijn schoolopleiding is voortijdig afgebroken na een verwijderingsprocedure. De verdachte werkt inmiddels in de kassenbouw en dat blijkt een goede keus. Hij heeft het naar zijn zin en krijgt waardering van collega’s en de werkgever. Het gaat dermate goed met de verdachte dat geen voortzetting van verplichte begeleiding van de jeugdreclassering wordt geadviseerd.
De Raad acht de duur van de voorlopige hechtenis en de periode daarna met beperkende en aanwijzende voorwaarden als voldoende straf en adviseert daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest.
De rechtbank zal, gezien de ernst van het feit, een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met een onvoorwaardelijk deel voor de duur van het voorarrest, waarbij zij geen reden ziet om af te wijken van de eis van de officier van justitie voor wat betreft de duur. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank echter geen aanleiding om naast de jeugddetentie ook nog een werkstraf op te leggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte zich lang aan de schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden en daarnaast dat de redelijke termijn waarbinnen jeugdstrafzaken moeten worden afgehandeld ruimschoots is overschreden.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Inleiding
[slachtoffer] heeft zich via zijn gemachtigde mr. M.P. de Klerk, advocaat te Den Haag, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.336,54.
De vordering betreft € 3.275,62 immateriële schade, zijnde smartengeld en € 60,92 materiële schade, zijnde € 30,-- ziekenhuisopname en € 30,92 kosten opvragen behandelinformatie. Verzocht is om naast deze niet-vergoede schade de wettelijke rente toe te kennen alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en daarbij de duur van de gijzeling zal bepalen op 0 dagen.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om matiging van het bedrag aan immateriële schadevergoeding gevraagd naar het aandeel van de verdachte nu ter zitting door de gemachtigde van de benadeelde partij is medegedeeld dat deze zich het recht voorbehoudt om te zijner tijd bij de civiele rechter schadevergoeding te claimen in verband met studievertragingsschade en daar het aandeel van de verdachte in het delict ook weer zal meewegen.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Daarnaast geldt dat ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Ook dit deel van de schade is tot het gevorderde bedrag, naar billijkheid, toewijsbaar. De rechtbank zal dus de vordering in zijn geheel, hoofdelijk en met inbegrip van de gevorderde rente toewijzen.
De rechtbank ziet geen reden om, in verband met mogelijke toekomstige schadevergoe- dingsacties, het toe te wijzen bedrag aan immateriële nog verder te matigen dan de benadeelde partij al heeft gedaan en ziet de noodzaak daarvan ook niet.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.336,54, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] . Nu dit een jeugdstrafzaak betreft zal de rechtbank, conform landelijke afspraken hieromtrent, de vervangende gijzeling, voor zover de verdachte niet aan zijn verplichtingen voldoet, bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en de maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
t.a.v. feit 1:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
t.a.v. feit 2:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezene en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
45 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 1 jaar onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangever [slachtoffer] ;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 45 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.336,54 euro, te weten € 3.275,62 immateriële schade en € 60,92 materiële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.336,54, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter en
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2021.
Bijlage:
Gebruikte bewijsmiddelen
Bijlage
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal onderzoek Hymenaeus, nummer BVH: [proces-verbaal nummer 1] en [proces-verbaal nummer 2] , van de politie Districtsrecherche Westland - Delft , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 tot en met 762.
1. de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 15 november 2021, inhoudende:

Het klopt dat ik met anderen heb meegedaan aan de vechtpartij. Ik heb [slachtoffer] geslagen in zijn gezicht en geschopt bij zijn heup.

2. de verklaring van de aangever [slachtoffer] van 16 januari 2020 in een proces-verbaal van aangifte van 16 januari 2020 (pag. 115-118), voor zover inhoudende:

Ik was vanavond 16 januari 2020 in een park bij de Naaldwijkseweg, achterzijde Koningin Julianweg, te ‘-Gravenzande, gemeente Westland. Ik was daar om met [medeverdachte 1] te praten. In het park gingen wij eerst praten. Toen kwamen die jongens erbij. Ze stonden ergens in de schaduw te wachten. Eén voerde het woord. Dat was [medeverdachte 2] uit Naaldwijk. [medeverdachte 2] zei dat ik niet zo stoer moest doen, ik moest oppassen voor hun want ze zouden mij een lesje leren. Hij had een mes in zijn rechterhand. Ze gingen toen om mij heen staan. [medeverdachte 2] stond achter mij. Ik voelde dat ik in mijn rug werd gestoken. Ik heb niet gezien dat hij mij heeft gestoken. Daarna stak iemand mij weer in de rug. Daarna stak er eentje in mijn borst. Daarna kwam er een andere jongen die mij in mijn arm stak. De jongen met de krullen die in mijn arm stak sloeg mij met zijn vuist twee keer op mijn hoofd. Dat deed zeer. Er was ook een jongen met een stok in zijn handen. Ik dacht dat ze mij gingen doodsteken. Ze kwamen allemaal met messen op mij aflopen.

3. de verklaring van [slachtoffer] van 17 januari 2020, in een proces-verbaal van verhoor van 17 februari 2020 (p.123-126), voor zover inhoudende.

1 van die twee jongens die mij niet gestoken hebben, had een houten stok in zijn handen en heeft mij met die stok bedreigd.

4. de verklaring van [slachtoffer] van 14 februari 2020 in proces-verbaal van verhoor (p. 534-540), voor zover inhoudende:

U laat mij foto’s zien. Degene op foto 1 was degene die mij bedreigde en het mes in mijn nek duwde.

5. de verklaring van verbalisant [verbalisant] in een proces-verbaal forensisch onderzoek (opgenomen in aparte bundel proces-verbaal Forensisch Technisch Sporenonderzoek, doorgenummerd pag. 1 tot en met 29) van 10 maart 2020, voor zover inhoudende (aanvulling, p 2 en 3):
[slachtoffer] verklaarde en toonde mij desgevraagd het zichtbare letsel. Deze werden door
mij gefotografeerd en opgemeten.
De letsels betroffen (…):

2. een huidbeschadiging (steekletsel) van ongeveer 5 x 0,1 millimeter op de borst,

ongeveer 35 millimeter rechts en 40 millimeter onder de rechter tepel (foto 3 tot en
met 5).
6. een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van dr. J.H. Allema, chirurg, gedateerd 17 januari 2020, p. 135-136:
Omschrijving van het letsel: steekwonden
Uitwendig waargenomen letsel: 5x steekwond waarvan
4x oppervlakkig: hals, arm, buik rechts, rug links
en 1x diep: rug rechts;
7. de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] van 17 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 365-374), voor zover inhoudende:

Ze werden helemaal lijp en gingen hem in elkaar trappen.

8. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] van 29 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 489-497), voor zover inhoudende:

Ik was in de speeltuin want ik wist dat er gevochten zou worden. Plotseling kwamen er 4 mensen die messen bij zich hadden. Die waren toen aan het bedreigen.

9. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] van 18 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p.355-364), voor zover inhoudende:

Ik sloeg hem. Ik mikte op zijn hoofd. Volgens mij was het raak.

10. de verklaring van de verdachte van 21 januari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 448-454), voor zover inhoudende:
Ik zag dat er een paar klappen over en weer vielen (…). Na ongeveer 1 minuut zijn we met zijn vieren erop gelopen (…)Hij werd door iedereen geslagen en getrapt (…).
Het mes werd door [medeverdachte 2] op de nek van het slachtoffer werd gezet (…)
[medeverdachte 4] is degene die in zijn arm heeft gestoken. Daarom klopt het dat het meisje en het slachtoffer meer messen hebben gezien (…).Ik heb gezien dat [medeverdachte 4] in de rechterarm van het slachtoffer stak.
11. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] van 26 november 2020 in een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, voor zover inhoudende:
ze gingen op de vuist (…) Ik heb hem ook geslagen. Op zijn benen. Ik had een stok gepakt. Ik gaf hem een paar tikken met die stok.
12. de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] van 1 februari 2020 in een proces-verbaal van verhoor (p. 518-525), voor zover inhoudende:
We gingen toen naar ’s-Gravenzande want [medeverdachte 2] ging vechten met die jongen. Wij gingen mee als backup voor [medeverdachte 2](…)