ECLI:NL:RBDHA:2021:14767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2021 uitspraak gedaan in de zaken SGR 21/58 en SGR 21/926, waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Gümüs, in beroep is gekomen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2018 en 2019. De inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, had de bezwaren van eiseres op 20 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat zij de aanslagen pas op 17 september 2020 had ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar op 23 oktober 2019 respectievelijk 18 juli 2020 was verstreken.
Tijdens de zitting op 13 december 2021 en het nadere onderzoek op 16 december 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat het aan verweerder was om aannemelijk te maken dat de aanslagen eerder waren verzonden. Verweerder overhandigde verzendrapporten waaruit bleek dat de aanslagen op 3 september 2019 en 29 mei 2020 ter post waren aangeboden. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende bewijs had geleverd dat de aanslagen tijdig waren verzonden en dat er geen problemen met de postbezorging waren aangetoond. Eiseres kon de termijnoverschrijding niet worden toegerekend, maar de rechtbank oordeelde dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk waren verklaard.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.