In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 24 januari 2020 en zou aflopen op 24 januari 2021. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben beiden zorgelijk gedrag vertoond, wat heeft geleid tot stagnatie in de hulpverlening. De moeder is van mening dat de situatie bij de vader onveilig is, terwijl de vader aangeeft open te staan voor begeleide omgang en mediation. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben niet de nodige stappen gezet om de situatie te verbeteren, en de minderjarige zit klem in de strijd tussen de ouders, wat leidt tot een loyaliteitsconflict. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 24 januari 2021 tot 24 januari 2022, met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling. De ouders zijn aangemoedigd om samen te werken en professionele mediation te zoeken om de situatie te verbeteren.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.