ECLI:NL:RBDHA:2021:14957
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, die per 27 november 2019 werd omgezet in een WGA-vervolguitkering. In een besluit van 26 mei 2020 verklaarde de verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond, met als gevolg dat de WIA-uitkering per 18 april 2020 werd beëindigd. Eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 22 september 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat zijn medische situatie niet verbeterd was, maar verslechterd, en dat hij niet in staat was om voltijds te werken. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. De rechtbank oordeelde dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de klachten van eiser adequaat hadden beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de WIA-uitkering van eiser terecht per 18 april 2020 is beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.