ECLI:NL:RBDHA:2021:14958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
20/6052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewetuitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering per 12 januari 2020, welke was gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv de uitkering terecht heeft beëindigd, omdat eiseres in staat werd geacht om meer dan 65% van haar loon te verdienen in andere functies, ondanks haar klachten na een operatie voor carpaal tunnel syndroom. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig en voldoende duidelijk beoordeeld. Eiseres heeft geen overtuigende medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

In het besluit van 11 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving ingevolge de Ziektewet (ZW) beëindigd per 12 januari 2020.
In het besluit van 24 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2021 door middel van Skype op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker bij [B.V.] B.V. Per 23 juni 2018 is aan eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) toegekend. Eiseres heeft zich aansluitend aan de Wazo-uitkering per 15 oktober 2019 ziekgemeld. Per diezelfde datum is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend omdat zij ziek was wegens zwangerschaps- of bevallingsklachten.
1.2.
In het kader van de zogenoemde eerstejaars ZW-beoordeling heeft verweerder op 26 augustus 2019 een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek bij eiseres verricht. Dit heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiseres meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Aan het bestreden besluit liggen de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert – samengevat – aan dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Sinds zij is geopereerd voor carpaal tunnel syndroom (CTS), heeft zij weinig gevoel in haar pols en duim. Zij is nog steeds ziek en haar klachten zijn verergerd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op 26 augustus 2019 op het spreekuur gezien. Zij heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en dossierstudie verricht. De primaire verzekeringsarts heeft van haar bevindingen op 26 augustus 2019 een rapport opgesteld waarin zij concludeert dat eiseres ongeschikt is tot het verrichten van haar eigen werk. Eiseres is beperkt ten aanzien van zware fysieke belastingen, onder tijdsdruk werken en conflict hanteren. Er zijn geen medische argumenten voor het stellen van een urenbeperking. De beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 augustus 2019.
4.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 15 juni 2020 een rapport uitgebracht. Daartoe heeft de verzekeringsarts b&b dossieronderzoek verricht en de gronden van het primaire besluit en de bezwaren bezien. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de primaire verzekeringsarts op navolgbare wijze tot schatting van de belastbaarheid van eiseres is gekomen en dat de bezwaren geen aanleiding geven om die schatting te herzien.
4.4.
Naar aanleiding van twee nagekomen e-mails van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b op 4 augustus 2020 een aangevuld rapport uitgebracht. Volgens de verzekeringsarts b&b verandert de aanvullende informatie niet de conditie van eiseres op de datum in geding. De uitslag van de MRI wijkt niet af van de eerdere bevindingen en diagnosen en de melding van eiseres dat zij mogelijk zwanger is, kan niet worden aangemerkt als een gegeven dat de belastbaarheid van eiseres per 12 januari 2020 anders maakt. De nagekomen informatie geeft geen aanleiding om het medisch oordeel te herzien.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de medische onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht en heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft het primaire besluit en de bezwaren bezien. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij nog klachten ondervindt door een operatie aan haar duim in verband met CTS. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts blijkt dat de CTS een bekend gegeven was. Duidelijk is echter niet of hier tijdens het verzekeringsgeneeskundig onderzoek aandacht aan is besteed. Eiseres heeft desgevraagd laten weten dat de primaire verzekeringsarts tijdens het lichamelijk onderzoek ook specifiek naar haar duim en pols heeft gekeken. Deze klacht is dan ook in het medisch onderzoek meegenomen. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle andere klachten van eiseres ook in de beoordeling zijn betrokken. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling.
5.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de beroepsgronden geen reden geven te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Door eiseres is geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat op de datum in geding sprake was van meer beperkingen dan waarmee rekening is gehouden. Een mogelijke zwangerschap in augustus 2020 ziet niet op de datum in geding. De rechtbank onderschrijft dan ook de medische grondslag van het besluit.
6. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), monteur printplaten (SBC-code 267051) en medewerker intern transport (SBC-code 111220). De primaire arbeidsdeskundige heeft vervolgens berekend dat eiseres met de geduide functies meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De arbeidsdeskundige b&b heeft deze functies bevestigd. Eiseres heeft hiertegen geen zelfstandige gronden aangevoerd.
7. Het voorgaande betekent dat verweerder de ZW-uitkering van eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 12 januari 2020 heeft beëindigd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.