ECLI:NL:RBDHA:2021:14986
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending hoorplicht en medische beoordeling in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die werkzaam was als verkeersregelaar bij Intro Uitzendbureau, had zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) stopgezet gekregen per 12 november 2019. Dit besluit werd door de rechtbank getoetst na een beroep van de eiser, die zich niet kon verenigen met de afwijzing van zijn bezwaar tegen het primaire besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is gehoord in de bezwaarprocedure, wat een schending van de hoorplicht met zich meebracht. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze schending niet tot benadeling van de eiser heeft geleid, omdat hij zijn argumenten schriftelijk en mondeling had kunnen toelichten.
De rechtbank heeft verder de medische beoordeling van de verzekeringsartsen getoetst. De eiser had na een verkeersongeval te maken met diverse medische beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten aan de eisen voldeden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet meer in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, omdat hij met de voor hem geduide functies meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Het verzoek van de eiser om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1496,-, en droeg de verweerder op het door de eiser betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.