ECLI:NL:RBDHA:2021:15085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Libische nationaliteit op grond van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Libische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in 2010 uit Libië was vertrokken voor een bruiloft in Algerije en dat hij niet terug kon keren vanwege de uitbraak van een revolutie. Hij vreesde voor vervolging door Khadafi-aanhangers, vooral omdat zijn vader in 2015 door hen was vermoord. Eiser voerde aan dat hij niet in het bezit was van identificerende documenten, wat volgens hem niet relevant was voor de beoordeling van zijn asielaanvraag.
De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig waren. Eiser had geen identificerende documenten overgelegd en zijn verklaringen waren tegenstrijdig. De rechtbank stelde vast dat eiser in beroep niet onderbouwde dat de stellingen van verweerder onjuist of onvoldoende gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen als kennelijk ongegrond en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra-Foppen, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.