ECLI:NL:RBDHA:2021:15086
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring aanvraag verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Somalische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 11 februari 2021, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. F.W. Verweij, en de verweerder door mr. J.H. Metselaar. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.1010, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.