ECLI:NL:RBDHA:2021:15088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
NL21.1157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Eritrese eiseres en de motivering van het terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had Eritrea legaal verlaten, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea in negatieve belangstelling van de autoriteiten zou komen. De rechtbank stelde vast dat de eiseres in de periode van september 2018 tot december 2018 legaal het land had kunnen verlaten, ondanks dat de formele uitreisvereisten nog golden. De rechtbank vond dat de UNHCR-registratiekaart niet voldoende bewijs bood voor de stelling van de Staatssecretaris dat de eiseres illegaal had uitgeweken.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat het niet voldoende was gemotiveerd in het licht van de risico's die de eiseres zou lopen bij terugkeer naar Eritrea. De rechtbank gaf de Staatssecretaris de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in situaties waar de veiligheid van de aanvrager in het geding is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1157
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielaanvraag
1. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1974]. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij door het vertrek van haar man en zoon uit land van herkomst, haar situatie in Eritrea verslechterde. Eiseres heeft verklaard dat zij samen met haar drie dochters uit huis werd gezet door de autoriteiten. Eiseres stelt in september 2018 land van herkomst te hebben verlaten, doordat de grens naar Ethiopië open was. Bij terugkeer naar Eritrea stelt eiseres te vrezen voor een gevangenisstraf door haar illegale uitreis en voor dezelfde moeilijkheden van voor haar vertrek.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Uitreis tijdens openstelling grens door vrede.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat het eerste element geloofwaardig wordt geacht. Ten aanzien van het tweede element stelt verweerder dat de uitreis geloofwaardig wordt geacht. Eiseres wordt echter niet gevolgd in haar verklaringen omtrent illegaliteit van haar uitreis omdat deze verklaringen niet overeenkomen met gezaghebbende bronnen. Eiseres heeft op 11 september 2018 Eritrea verlaten, in die periode was er een vredesakkoord tussen Eritrea en Ethiopië, waardoor de grenzen open waren.
Daarmee is aangetoond dat eiseres legaal is uitgereisd. Verder heeft eiseres volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij te vrezen heeft voor de autoriteiten. Met de UNHCR registratiekaart kan eiseres aantonen dat zij legaal is uitgereisd in de periode dat de grenzen open waren. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat zij in negatieve aandacht zou komen te staan van de autoriteiten doordat haar echtgenoot is gedeserteerd en omdat eiseres langere tijd afwezig is geweest. De aanvraag is daarom afgewezen als ongegrond. Ook heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd.
Uitreis uit Eritrea
3. Eiseres is het daar niet mee eens. Eiseres voert aan dat zij en haar dochters van de mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om de grens zonder problemen te passeren. Dat betekent niet dat zij het land mochten verlaten. In de periode september 2018 tot december 2018 golden nog steeds de formele uitreisvereisten, dat volgt uit het Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2019 (Algemeen Ambtsbericht). Er werd alleen niet gehandhaafd. Eiseres kan niet met haar UNHCR-registratiekaart aantonen dat zij in september 2018 is uitgereisd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres legaal is uitgereisd. Dit volgt uit het Algemeen Ambtsbericht en het EASO COI Report Eritrea – National service and illegal exit and return 2019 (EASO rapport).
In het Algemeen Ambtsbericht staat op pagina 30 het volgende:
‘(…)
In- en uitreis
In de voorgaande ambtsberichten uit 2017 en 2018 is toegelicht dat het voor Eritreeërs moeilijk is hun land op legale wijze te verlaten. Daarvoor hebben zij niet alleen een geldig reisdocument nodig maar ook een uitreisvisum. Om een uitreisvisum te verkrijgen moet men kunnen bewijzen dat men de dienstplicht heeft vervuld of hiervan officieel is vrijgesteld. Bovendien moet men de reden voor de uitreis vermelden.
Met het openstellen van de grensposten met Ethiopië leek het stringente uitreisbeleid zijn langste tijd gehad te hebben. In de periode tussen september 2018 en eind april 2019 verlieten vele duizenden Eritreeërs hun land via de opengestelde grensposten. In deze periode vond geen registratie plaats door de autoriteiten aan deze grensposten. Evenmin waren er controles en mensen konden zich vrijuit bewegen. Internationale waarnemers kenschetsen de situatie in die eerste periode van
grensopenstelling als ‘chaotisch’. Bussen konden de grens passeren waarbij naar verluidt alleen de chauffeur werd gevraagd naar identiteitspapieren, passagiers hoefden zich niet te legitimeren. Er was sprake van een ongecontroleerde in- en uitstroom van personen en goederen. Hiervoor is reeds opgemerkt dat dit aanvankelijk heeft geleid tot prijsdalingen van belangrijke goederen. Een vertrouwelijke bron meldt dat hij mensen kent die in die periode via de landsgrens van Eritrea naar Ethiopië zijn gereisd en weer terug. Bij terugkeer in Eritrea zijn zij niet vervolgd. Er zijn geen aanwijzingen dat in de periode van grensopenstelling sprake was van aanpassingen van de hierboven geschetste formele uitreisvereisten. (…)’
Verder staat in het EASO rapport in paragraaf 3.3.2.:
‘(…)
In the days immediately after the first border opening in September 2018, there were no controls whatsoever on neither side of the border. Persons who crossed the border reported that the border between Eritrea and Ethiopia was not discernible and that travellers, goods and
vehicles were not checked. (…)’
(…) On 26 December 2018, the two centrally located border crossings Serha and Ksadika (Mereb) were closed. In April 2019, the crossings in Omhajer and Debay Sima were closed, too (see above). The government called the measure a ‘restriction for legal measures’. Legal border crossing by land into Ethiopia is no more possible since then. As of July 2019, the return of Eritreans who had crossed into Ethiopia when the border was open seemed to be still tolerated, though. Illegal border crossings, however, have become much easier than prior to the border opening and appear to be tolerated to a certain degree by the border guards (see Chapter 3.3.2.). (…)
‘(…) After the formal opening of the border in September 2018, crossing the border legally became possible even without exit visa or other travel documents (see Chapter 3.2.3.). Many Eritreans used that possibility, particularly women and minors with relatives who had migrated to Ethiopia and other countries in the years before. Some Eritreans continued to cross the border bypassing the official road border crossings. (…)’
Uit het EASO rapport volgt dat het in de periode september 2018 tot december 2018 tijdelijk legaal was om Eritrea te verlaten zonder uitreisvisa of andere reisdocumenten. Het standpunt van eiseres dat zij het land illegaal heeft uitgereisd heeft verweerder dan ook onjuist kunnen vinden.
5. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Eritrea in negatieve belangstelling komt van de autoriteiten door haar uitreis. Uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat mensen in de periode van september 2018 tot december 2018 heen en weer konden reizen over de grens. Verder volgt uit het EASO-rapport dat mensen vanaf juli 2019 wel weer terug konden reizen, maar dat zij wel moeten aantonen dat zij in de periode van september 2018 tot december 2018 zijn uitgereisd. Dat eiseres volgens verweerder met de UNHCR-registratiekaart kan aantonen dat zij in september 2018 is uitgereisd, ziet de rechtbank anders. Uit de UNHCR-registratiekaart blijkt dat eiseres zich op 29 september 2018 heeft geregistreerd in Ethiopië, maar daaruit volgt niet dat eiseres ook in september Eritrea is uitgereisd. Verweerder heeft dit onvoldoende betrokken bij zijn beoordeling. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren.
Negatieve belangstelling
6. Eiseres voert ook aan dat zij in negatieve belangstelling zal komen van de Eritrese autoriteiten omdat echtgenoot is gedeserteerd en zij lang in het buitenland heeft verbleven.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres het voornoemde standpunt niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft daardoor niet aannemelijk kunnen vinden dat zij doordat echtgenoot is gedeserteerd en zij lang in het buitenland heeft verbleven in de negatieve aandacht van de Eritrese autoriteiten zal komen te staan.
Terugkeerbesluit
8. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiseres is in het bezit van een afgeleide verblijfsvergunning asiel en verblijft rechtmatig in Nederland.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd aangezien eiseres rechtmatig in Nederland verblijft.
Conclusie
10. Gelet op het overwogene in overweging 5 en 7, heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd, waardoor het in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht is genomen. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover het ziet op de beoordeling van het reële risico op schade bij terugkeer naar Eritrea en het opgelegde terugkeerbesluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om het risico op schade bij terugkeer naar Eritrea te beoordelen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Proceskostenveroordeling
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het reële risico op schade bij terugkeer naar Eritrea wordt beoordeeld en een terugkeerbesluit wordt opgelegd;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
18 februari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Mr. M. Eversteijn A. Foppen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.