ECLI:NL:RBDHA:2021:15103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
20/7193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scootmobiel op grond van Wmo 2015 door gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een scootmobiel aanvraagt, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag heeft afgewezen. Eiseres, die mobiliteitsbeperkingen ondervindt door artrose in haar rug, had eerder een Wmo-maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel ontvangen. In haar aanvraag verzocht zij om een nieuwe scootmobiel met betere vering, omdat haar huidige scootmobiel niet meer voldeed aan haar behoeften. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de huidige scootmobiel adequaat was en voldeed aan de vervoersbehoefte van eiseres.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Eiseres had in het verleden al meerdere scootmobiels ontvangen en de gemeente had vastgesteld dat de huidige scootmobiel technisch in orde was. Eiseres had geen medische noodzaak aangetoond voor de vervangende scootmobiel die zij wenste. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende rekening had gehouden met de vervoersbehoefte van eiseres en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gemeente onder de Wmo 2015 en de criteria voor het toekennen van maatwerkvoorzieningen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente aan haar verplichtingen had voldaan door eiseres een passende maatwerkvoorziening te verstrekken, en dat de wens van eiseres om haar kleinkind mee te nemen met de scootmobiel geen reden was om de afwijzing te heroverwegen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J.A. Boogaards).

Procesverloop

In het besluit van 20 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van een scootmobiel complex (in bruikleen) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft er geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. In dit beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Eiseres ondervindt qua mobiliteit beperkingen door artrose in haar rug. Verweerder heeft eiseres vanwege haar rugklachten met ingang van 14 oktober 2013 een Wmo-maatwerkvoorziening toegekend in de vorm van een scootmobiel Sterling Swift, categorie 3A. Verweerder heeft deze naderhand vanwege de vering omgeruild voor een Sterling Swift RS, categorie 3B. Recentelijk had eiseres een scootmobiel Excel Galaxy Plus categorie 3C. Deze beschikte over extra vering en kon in de woning van eiseres worden gestald. Op 8 januari 2020 heeft de ergotherapeut van eiseres een melding bij verweerder gedaan op grond van de Wmo 2015 en daarbij aangegeven dat eiseres graag haar kleinkind (baby) met haar scootmobiel mee naar buiten wil kunnen nemen. Eiseres wil een scootmobiel met een nog betere vering dan degene die zij heeft. Dit in verband met toegenomen rugklachten, waardoor de huidige vering niet meer voldoet. Uiteindelijk heeft eiseres een nieuwe scootmobiel met zwaardere wielen en een betere vering aangevraagd. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen, op de grond dat eiseres geen verdere compensatie nodig heeft. Verweerder heeft dit besluit na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat de huidige scootmobiel van eiseres adequaat is en dat zij hiermee voldoende wordt gecompenseerd wat betreft haar (lokale) vervoersbehoefte en maatschappelijke participatie.
3. Eiseres is het hiermee niet eens en vindt dat verweerder haar ten onrechte geen nieuwe maatwerkvoorziening heeft toegekend. Het is onduidelijk waarom verweerder alleen een scootmobiel met grotere wielen toekent als er een kinderzitje nodig is. Eiseres wil bovendien haar scootmobiel ook gebruiken om haar kleindochter mee te nemen in een kinderzitje. Een belangenafweging zou daarom in haar voordeel moeten uitvallen, vindt eiseres.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres als volgt.
4.1 De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder terecht heeft geweigerd eiseres in het kader van de Wmo 2015, als vervanging van haar huidige scootmobiel, een nieuw exemplaar toe te kennen met grotere wielen en een betere vering, waarmee eiseres haar kleinkind mee kan nemen.
4.2 Verweerder verstrekt een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van verweerder niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. Dat staat in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4.3 Verweerder heeft eiseres in het verleden meerdere maatwerkvoorzieningen verstrekt, meest recent in de vorm van een scootmobiel Excel Galaxy Plus, categorie 3C. Met deze scootmobiel werd een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres, als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 [1] . Met haar huidige aanvraag beoogt eiseres een scootmobiel te krijgen met grote wielen en een betere vering. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvraag Medipoint allereerst laten onderzoeken of de huidige scootmobiel van eiseres technisch in orde is. Dit in verband met een aantal door eiseres genoemde mankementen. Dat blijkt het geval. Daarnaast is de rijstijl van eiseres onder de loep genomen en is vastgesteld dat zij met name op hobbelige wegen iets rustiger moet rijden. Eiseres is ook aangeraden rijlessen te nemen. Hier wil zij echter niet van horen. Uit het onderzoek van Medipoint is niet naar voren gekomen dat de huidige scootmobiel van eiseres niet langer passend is. Deze heeft al extra vering. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag een verklaring van haar huisarts van 18 februari 2021 overgelegd. Die verklaring spreekt echter niet van een medische noodzaak om de huidige scootmobiel te vervangen door het exemplaar dat eiseres wenst te krijgen.
4.4 De rechtbank stelt vervolgens vast dat uit het dossier naar voren komt dat Medipoint alleen scootmobiels uitrust met grote wielen wanneer daar een kinderzitje op is gemonteerd. Blijkbaar gebeurt dit bij exemplaren die op medische indicatie aan ouders van kleine kinderen worden verstrekt. Het exemplaar van eiseres bevat geen kinderzitje, dus rust Medipoint deze scootmobiel niet uit met grotere wielen. De rechtbank acht de wens van eiseres haar kleinkind met de scootmobiel mee te kunnen nemen geenszins onbegrijpelijk, maar is van oordeel dat dit geen omstandigheid is waarmee verweerder in het kader van de noodzakelijke vervoersbehoefte van eiseres rekening hoeft te houden. Met de al aan eiseres verstrekte scootmobiel heeft verweerder voldoende rekening gehouden met haar vervoersbehoefte en daarmee aan de verplichting voldaan om eiseres een passende maatwerkvoorziening te verstrekken. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd aannemelijk gemaakt dat haar medische situatie zodanig is verslechterd dat verweerder haar op grond daarvan de gevraagde scootmobiel had moeten verstrekken.
5. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 februari 2021; ECLI:NL:CRVB:2021:511