Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2. Het bestreden besluit berust op de bevindingen van verweerders onderzoek. Verweerder heeft vastgesteld dat in de onderzochte periode sprake was van een extreem laag waterverbruik op het door eiser opgegeven uitkeringsadres. Dat extreem lage waterverbruik rechtvaardigt volgens verweerder de veronderstelling dat eiser niet op het opgegeven adres woont. Eiser maakt vervolgens niet aannemelijk dat het tegendeel het geval is. Uit het met eiser gevoerde gesprek komt naar voren dat eiser dagelijks bij zijn ex-partner op het adres [adres 1] [huisnummer 1] in [plaats] eet en daar ook wel eens in de weekenden slaapt. Eiser heeft in zijn woning wel een wasmachine, maar heeft die niet aangesloten op het elektriciteitsnet. Zijn ex-partner doet voor hem de was en zijn insuline bewaart hij in haar koelkast. Zijn overige medicatie bewaart hij in zijn eigen woning. Eiser zegt geen vuile was te hebben, hij wast die onder de douche. Verder zegt hij zich één keer per dag te wassen of te douchen en 2 á 3 keer per dag het toilet te gebruiken. Tijdens het huisbezoek constateert verweerder dat er geen enkel elektrisch apparaat in de woning is aangesloten, er is geen enkel levensmiddel of drinken aanwezig, de vuilnisbak is leeg en bevat ook geen vuilniszak, eiser kan geen medicatie laten zien en de kranen en het douchegedeelte zijn volledig droog. Voor het recht op bijstand is duidelijkheid omtrent de woonsituatie relevant. Eiser is verplicht om verweerder die duidelijkheid te verschaffen. Eiser maakt volgens verweerder echter niet aannemelijk dat hij op het opgegeven uitkeringsadres zijn hoofverblijf heeft.
3. Eiser betwist dat hij de inlichtingenplicht niet is nagekomen. Uit de onderzoeksbevindingen en het huisbezoek van 20 februari 2020 blijkt volgens eiser onvoldoende dat hij niet langer zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. Het waterverbruik rechtvaardigt die vooronderstelling ook niet. Eiser verblijft immers regelmatig bij zijn ex-partner, die hem een helpende hand biedt. Hij eet ook regelmatig buiten de deur, wat het lage energieverbruik zou kunnen verklaren. Verweerder heeft ten onrechte het huisbezoek als vertrekpunt genomen voor zijn conclusie dat eiser niet langer het zwaartepunt van zijn maatschappelijk leven heeft op het uitkeringsadres. Een eenmalig huisbezoek is daarvoor volgens eiser niet voldoende. Uit niets blijkt dat verweerder nader onderzoek heeft gedaan. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen. Eiser heeft aanvullend een aantal door buurtbewoners ondertekende verklaringen overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij op het uitkeringsadres woont. Daarnaast betwist hij ten slotte dat dat er in zijn woning geen persoonlijke spullen zijn aangetroffen. Uit de rapportage van het huisbezoek blijkt immers dat verweerder daar schoenen en herenkleding heeft aangetroffen.
4. De te beoordelen periode is die van 20 februari 2020 tot en met 4 maart 2020.
4.1 Het besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand is een belastend besluit. Het is daarom aan verweerder om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan. Dit betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [1] 4.2 Waar iemand zijn woonadres heeft, is daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Dat ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit moet worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. De betrokkene is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, omdat de woonsituatie van essentieel belang is voor de vaststelling van het recht op bijstand.
4.3 Verweerder heeft de conclusie dat eiser ten tijde van belang niet langer zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres onder meer gebaseerd op eisers extreem lage waterverbruik.
4.4 Er is volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) al sprake van een extreem laag waterverbruik wanneer dat maximaal 7 m³ per jaar per huishouden is. Een extreem laag waterverbruik rechtvaardigt de vooronderstelling dat de woning niet wordt bewoond en dat de betrokkene dus niet zijn hoofdverblijf heeft op het uitkeringsadres. Het is dan aan de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken [2] .
4.5 Eiser had in de onderzochte periode een waterverbruik van 2 m³ per jaar. Dat is extreem laag. Eiser heeft aangevoerd dat dit verbruik niet uitwijst dat hij zijn hoofdverblijf niet had op het uitkeringsadres. Hij gebruikte volgens eigen zeggen slechts twee tot drie maal per dag het toilet, waste zich iedere dag met water, douchte twee maal per week, deed zijn was onder de douche en waste handmatig af. Dit maakt dat echter allemaal niet anders. Een minimaal toiletgebruik (een toiletbezoek per dag), in combinatie met een douchebeurt per week levert volgens het Nibud al een waterverbruik op van 6,3 m3 per jaar.
4.6 Eiser maakt dus gelet op r.o. 4.5 niet aannemelijk dat hij ondanks het extreem lage waterverbruik ten tijde van belang zijn hoofdverblijf wel had op het uitkeringsadres. Daarbij is ook nog het volgende van belang. Bij het huisbezoek maakte eisers woning op verweerder een onbewoonde indruk. Zo was de koelkast leeg en niet aangesloten. Verweerder trof geen enkel levensmiddel of drinken aan. Geen enkel elektrisch apparaat was aangesloten, zelfs geen televisie. In de vuilnisbak zat geen vuilniszak. Bovendien was de vuilnisbak verder ook leeg. Eiser kon geen medicatie tonen, terwijl die volgens zijn verklaring wel in zijn woning (slaapkamer) aanwezig moest zijn. Eiser gebruikt insuline die hij volgens zijn verklaring bewaart hij in de koelkast van zijn ex-partner. De wasmachine in de badkamer is evenmin aangesloten en de kranen zijn droog en een stuk zeep ligt ongebruikt in een doos. Dat eiser op het uitkeringsadres zijn post ontving, betekent niet automatisch dat hij daar ook daadwerkelijk woonde. [3] De rechtbank acht verweerders onderzoek niet onzorgvuldig. In wat eiser aanvoert is geen aanknopingspunt te vinden voor een ander oordeel. Dat er slechts één huisbezoek heeft plaatsgevonden, maakt dat niet anders. Het lag vanwege het extreem lage waterverbruik van eiser immers op diens weg om aannemelijk te maken dat hij desondanks wel op het uitkeringsadres woonde. En dat heeft hij niet gedaan.
4.7 De rechtbank merkt ten overvloede op dat eiser inmiddels bij zijn ex-partner woont. Hij staat met ingang van 8 juni 2020 ook op het adres [adres 1] [huisnummer 1] in [plaats] in de Basisregistratie personen ingeschreven.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.