ECLI:NL:RBDHA:2021:15190
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van verstrekkingen aan asielzoekers en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), en haar minderjarige kinderen. De zaak betreft de beëindiging van verstrekkingen aan de eisers op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het COA, dat de verstrekkingen per 27 april 2020 heeft beëindigd, en hebben tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 zijn de eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft overwogen dat de eisers geen procesbelang meer hebben bij het beroep, omdat eiseres op 10 juni 2020 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvanglocatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de meldplicht en dat zij, indien zij niet was vertrokken, nog steeds recht zou hebben op de verstrekkingen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen rechtens te beschermen belang meer is voor de eisers, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. E. Diele, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.