Overwegingen
1. Eiser is van Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum].
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege een door hem uitgevonden alternatieve energie-installatie problemen heeft gekregen met de Russische veiligheidsdienst (FSB) en moest vluchten uit Rusland. Hij stelt door de FSB te zijn mishandeld, gevangen genomen en na zijn vrijlating gedurende dertien jaren te zijn bedreigd, lastiggevallen en geïntimideerd.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser vanwege zijn installatie met een energievoorziening en zijn kennis daarover, problemen heeft gekregen met de FSB. Eiser heeft wisselend verklaard over wie de tekeningen van zijn installatie in bezit zou hebben. Hij heeft tegenstrijdig verklaard over het bezoek bij hem thuis door medewerkers van het energiebedrijf en FSB. Verweerder acht de omstandigheden rondom de vrijlating van eiser uit zijn detentie bevreemdingwekkend. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt om welke redenen hij gedurende dertien jaren zou zijn lastiggevallen, geïntimideerd en bedreigd door de FSB.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Wat hij daartegen aanvoert wordt hierna besproken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Toepasselijke procedure op de asielaanvraag
5. Ten aanzien van de gevolgde procedure is eiser van mening dat zijn asielaanvraag in de Verlengde asielprocedure (VA procedure) moet worden behandeld, omdat de verlenging van de termijnen met drie dagen binnen de Algemene asielprocedure (AA procedure) of grensprocedure in dit geval niet mogelijk is.
6. Uit het faxbericht van 6 december 2020 van verweerder aan eiser blijkt dat verweerder de asielaanvraag binnen de grensprocedure behandelt. Ook volgt uit dit faxbericht dat verweerder de termijnen die gelden in de AA proceduretoepast binnen deze grensprocedure. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat de procedure is opgeschort op grond van artikel 3.109b vierde en vijfde lid van het Vb omdat van de daarin gesproken situatie op dat moment geen sprake was.
In artikel 3.115 eerste lid van het Vb zijn omstandigheden genoemd op grond waarvan verweerder de mogelijkheid heeft om de termijnen genoemd in artikel 3.110 van het Vb te verlengen. Deze termijnen kunnen alleen worden verlengd, indien de reden van de overschrijding van de termijnen in de AA procedure, niet kan worden toegerekend aan verweerder.
7. In deze procedure heeft verweerder de termijnen met drie dagen verlengd omdat het nader gehoor van eiser niet binnen de daarvoor gestelde termijnkon plaatsvinden. Reden hiervoor was dat het FMMU advies nog niet gereed was. Volgens eiser kan de reden van deze termijnverlenging aan verweerder worden toegerekend en was verlenging dus niet toegestaan.
Het niet tijdig beschikbaar zijn van het FMMU advies voor het nader gehoor, waardoor de termijnen worden overschreden, is naar het oordeel van de rechtbank niet toerekenbaar aan verweerder. Het FMMU advies wordt opgesteld en gegeven door een organisatie waarover verweerder geen volledige zeggenschap en controle heeft. Hij heeft niet de mogelijkheid om te bepalen wanneer het FMMU het advies moet geven. Voor het afnemen van het nader gehoor en dus het maken van de volgende processtap in de AA procedure is het wel noodzakelijk dat verweerder over een FMMU advies beschikt. Zo weet verweerder namelijk met welke mogelijke beperkingen en klachten van eiser rekening moet worden gehouden in het gehoor. Dit draagt bij aan een zorgvuldig gehoor en is daarmee ook in het belang van eiser zelf.
Nu op het moment van het nader gehoor geen FMMU advies voorhanden was en dit niet aan verweerder kan worden toegerekend, heeft verweerder conform het bepaalde in artikel 3.110a eerste lid van het Vb gehandeld en de termijn kunnen verlengen met in dit geval drie dagen. De AA procedure is daardoor nog steeds van toepassing.
8. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden door de uitvinding van de alternatieve energie-installatie de kern van het asielrelaas van eiser vormen. Eiser heeft ook zelf in het nader gehoor verschillende keren verklaard dat hij door de uitvinding van de energie-installatie problemen heeft gekregen met de FSB en dat deze problemen de reden zijn van zijn asielaanvraag en zijn vertrek uit Rusland. De rechtbank volgt eiser dus niet in de stelling dat de relevante elementen niet juist zijn vastgesteld.
Tekeningen energie-installatie
9. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over wie de tekeningen van zijn installatie in zijn bezit heeft. Eiser verklaart immers kort na elkaar in het gehoor dat de tekeningen zijn meegenomen door de FSB en daarna dat ze in zijn huis waren achtergebleven.
Verweerder kan ook worden gevolgd in zijn standpunt dat de verklaring van eiser dat hij een niet volledige tekening heeft overhandigd aan de energiemaatschappij, zich niet verhoudt met de verklaring van eiser in zijn gehoor, dat hij de tekeningen op eigen initiatief aan de energiemaatschappij heeft overhandigd zodat zij de veiligheid van de installatie konden onderzoeken. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat niet valt in te zien waarom de energiemaatschappij de tekeningen niet aan de FSB heeft overhandigd. Nu eiser heeft gesteld dat hij juist door deze uitvinding problemen heeft ervaren met de FSB mag van hem worden verwacht dat hij over deze tekeningen duidelijk, consistent en plausibel verklaart. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn standpunt dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser op dit punt.
Aanhouding en terugkeer Datscha
10. Verweerder heeft ook terecht gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn aanhouding door de FSB en zijn terugkeer naar de Datscha tegenstrijdig zijn. Eiser verklaart in het verslag nader gehoordat hij op de Datscha werd bezocht door de FSB en werd aangehouden waarna ze zijn huis hebben kapot gemaakt om zijn installatie er uit te halen. Kort daarna verklaart eiser dat hij na zijn aanhouding werd overgebracht naar het kantoor van de FSB, werd ondervraagd en dat ze toen weer terug gingen naar zijn Datscha en het huis helemaal kapot bleek te zijn. Later in het gehoorverklaart eiser dat hij na zijn aanhouding niet meer terug is gebracht naar de Datscha. Geconfronteerd met de tegenstrijdigheid van deze verklaring met zijn eerste verklaringen, stelt eiser zich te hebben vergist in de gebeurtenissen en verklaart dat ze inderdaad terug zijn gegaan naar zijn Datscha.
Eiser geeft geen verklaring voor deze vergissing en waar die vergissing uit bestaat. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiser. Juist omdat de aanhouding volgens eiser het beginpunt is geweest van alle problemen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij van eiser had mogen verwachten dat hij over de gebeurtenissen bij de Datscha eenduidig kan verklaren. Door dit niet te doen heeft verweerder de verklaringen van eiser hierover niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Problemen na vrijlating met FSB
11. Eiser stelt dat hij na zijn vrijlating in 2007 door de FSB nog steeds werd lastiggevallen en bedreigd door de FSB, ondanks het feit dat hij zich niet meer heeft bezig gehouden met kernfysica. Volgens eiser werd hij lastiggevallen door de FSB omdat de bouw van de installatie in zijn hoofd zat en deze kennis een gevaar vormt voor het witwassen van geld door de overheid. Ook stelt eiser dat hij zijn kennis had kunnen verkopen en dat hij steeds werd lastiggevallen zodat hij niets nieuws kon bedenken. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de door eiser gestelde problemen met de FSB zijn gebaseerd op vermoedens van eiser en op geen enkele manier nader zijn onderbouwd. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat deze veronderstellingen niet rijmen met de omstandigheid dat eiser in 2007 is vrijgelaten door de FSB, terwijl hij kennelijk nog steeds een dreiging zou vormen vanwege zijn kennis over de installatie en kernfysica.
Externe geloofwaardigheidsindicatoren
12. Eiser stelt dat ten onrechte niet is getoetst aan de externe geloofwaardigheidsindicatoren, terwijl uit deze indicatoren blijkt dat eiser vanwege zijn buitenlandse contacten in verhoogde aandacht van Rusland zal komen te staan bij terugkeer.
In recente jurisprudentie van de Afdelingis nog eens bevestigd dat verweerder gelet op de aard van de tegenwerping gehouden kan zijn, zijn standpunt over de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas te relateren aan de hem bekende bronnen over Rusland.
Verweerder heeft ten aanzien van eiser tegengeworpen dat eiser zijn verklaring over het onderhouden van buitenlandse contacten niet heeft onderbouwd. Verweerder acht de enkele stelling van eiser in het verslag nader gehoor- dat hij al vijf jaren, steeds gedurende maximaal drie minuten, contact heeft met een Russische fysicus, die weer contacten zou hebben met Amerikaanse specialisten - onvoldoende onderbouwing voor het aannemen van buitenlandse contacten. De rechtbank volgt verweerder hierin.
Gelet op de aard van de tegenwerping door verweerder van de buitenlandse contacten, was hij niet gehouden om nog nader onderzoek te doen naar de externe geloofwaardigheidsindicatoren.
13. Eiser stelt dat ten onrechte geen nader medisch onderzoek is gedaan vanwege zijn verklaringen over zijn martelingen en psychische problemen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was om een medisch onderzoek uit te laten voeren, gelet op zijn standpunt omtrent de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Verweerder is namelijk van mening dat het asielrelaas met betrekking tot de uitvinding van de alternatieve energie-installatie en de problemen die eiser daardoor heeft ervaren met de FSB, waaronder dus ook de detentie en martelingen, niet geloofwaardig is. De rechtbank volgt verweerder hierin en is van oordeel dat het laten uitvoeren van een medisch onderzoek er niet toe zal bijdragen dat een asielrelaas wel geloofwaardig zal worden bevonden. Een medisch onderzoek leidt er slechts toe dat kan worden vastgesteld of er mogelijk letsel en/of psychische problemen zijn. De oorzaak van dit letsel en/of psychische problemen kan niet via een dergelijk onderzoek worden vastgesteld. Een verband met de gestelde martelingen en detentie kan dan ook niet worden gemaakt op basis van dit onderzoek.
14. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd in beroep betreft een betwisting van de (wijze van) bespreking van de zienswijze door verweerder, die er niet toe leidt dat eiser de door hem gestelde problemen aannemelijk heeft gemaakt. Dit kan daarom niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.
15. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.