ECLI:NL:RBDHA:2021:15274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
AWB 20/1756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van reiskostenvergoeding voor omgangsregeling door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor vergoeding van reiskosten in het kader van een omgangsregeling met haar dochter. Het COA had deze aanvraag afgewezen, met de motivatie dat de reiskosten niet als buitengewone kosten in aanmerking kwamen volgens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de reiskosten noodzakelijk waren voor het onderhouden van de relatie tussen de eiseres en haar dochter, en dat deze kosten niet konden worden gedekt door de reguliere toelage die de eiseres ontving. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het COA vernietigd en de aanvraag van de eiseres om reiskostenvergoeding toegewezen. Tevens heeft de rechtbank het COA veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.602,-. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op familieleven en de noodzaak om de rechten van het kind in overweging te nemen bij beslissingen over opvang en kostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1756

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1997] , van Eritrese nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om vergoeding van reiskosten voor de omgangsregeling met haar dochter, afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat voor zover eiseres heeft verzocht het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en het beroep aan te houden om nogmaals ter zitting te behandelen in aanwezigheid van verweerder, dit verzoek niet wordt gevolgd nu de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht om uitspraak te kunnen doen.
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is gescheiden en heeft met haar ex-echtgenoot een dochter ( [dochter] ) van vijf jaar. Bij de echtscheidingsprocedure is de woning in [woonplaats 1] aan de ex-echtgenoot toegewezen en [dochter] woont inmiddels bij haar vader. Er is door de rechtbank een omgangsregeling met eiseres vastgesteld. Eiseres woont in AZC [woonplaats 2] . Eiseres ontvangt een toelage op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), maar daarin wordt niet voorzien in reiskosten. Eiseres heeft de aanvraag om reiskosten gedaan, in verband met de omgangsregeling.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiseres zo dicht mogelijk in de buurt van [woonplaats 1] is geplaatst en dat een verzoek tot plaatsing op AZC [woonplaats 1] open staat. Vanwege de druk op de bezetting en de beperkte capaciteit heeft plaatsing van eiseres op AZC [woonplaats 1] helaas nog niet plaatsgevonden, aldus verweerder. Verweerder heeft voorts overwogen dat de reiskosten voor de omgangsregeling van eiseres met haar dochter niet voor vergoeding als buitengewone kosten in aanmerking komen. De vergoeding van reiskosten als buitengewone kosten vindt enkel plaats in het kader van de asiel- en andere verblijfsrechtelijke procedures, medische redenen, schoolvervoer van leerplichtige kinderen of bij huisvesting in een gemeente. Kosten die voortvloeien uit persoonlijke omstandigheden dan wel privéproblemen van de bewoner worden volgens verweerder niet beschouwd als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 17 van de Rva 2005.
4. Eiseres stelt – kort samengevat - dat het besluit onredelijk is en in strijd is met de Rva 2005, de Opvangrichtlijn en artikel 27 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Volgens de Opvangrichtlijn en de Rva 2005 is de eenheid van het gezin belangrijk en moet bij huisvesting rekening worden gehouden met het belang van het kind. Volgens eiseres heeft zij toestemming gevraagd voor het maken van de kosten, zijn de kosten noodzakelijk en kunnen de kosten niet op andere wijze bekostigd worden. Zij wijst erop dat zij wekelijks zakgeld van € 12,95 ontvangt voor persoonlijke uitgaven en daarnaast € 45,92 ontvangt voor haar levensonderhoud. Voor voeding heeft eiseres al wekelijks € 42,28 nodig. Kosten voor kleding en persoonlijke verzorging moet zij dan voldoen uit het zakgeld. Eiseres wijst erop dat de reiskosten iedere week € 19,12 bedragen. Dit zijn dus wekelijks terugkerende reiskosten waarin niet is voorzien. Eiseres moet daardoor rondkomen van een bedrag dat ruimschoots onder de minimumnorm ligt. Eiseres wijst erop dat de Opvangrichtlijn beoogt te bereiken dat opvang een menswaardige levensstandaard biedt en wijst op de gevolgen van het niet nakomen van de omgangsregeling.
5. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit niet ziet op een afwijzing van een verzoek tot overplaatsing van eiseres van AZC [woonplaats 2] naar AZC [woonplaats 1] . De rechtbank volgt eiseres niet in haar eerst ter zitting ingenomen standpunt dat uit de omstandigheden een afwijzing van die aanvraag moet worden afgeleid, nu in het besluit slechts staat: […] “Een verzoek tot plaatsing op azc [woonplaats 1] staat open. Vanwege de druk op de bezetting en de beperkte capaciteit heeft plaatsing van uw cliënte op azc [woonplaats 1] helaas nog niet plaatsgevonden.”[…]. Verweerder heeft op dit verzoek dan ook niet beslist in het bestreden besluit. Voor zover eiseres ageert tegen het feit dat zij nog niet is overgeplaatst, gaat de rechtbank daaraan dan ook voorbij.
6. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres voor het eerst op de zitting heeft gesteld dat zij eigenlijk reeds op grond van de Opvangrichtlijn recht heeft op vergoeding van de reiskosten. Zij heeft gesteld dat in de Opvangrichtlijn is geregeld dat tegemoet gekomen moet worden aan kwetsbare vreemdelingen en wat hieronder wordt verstaan mag niet in een besluit, zoals hier in het besluit bijzondere kosten, worden beperkt. Dit behoort zodanig tot de basisvoorzieningen en dus tot de kosten van persoonlijk levensonderhoud dat verweerder dit niet mocht afwijzen.
Eiseres heeft alle gelegenheid gehad om haar gronden en standpunten voorafgaand aan de zitting in te brengen, zodat het beginsel van hoor en wederhoor was gewaarborgd. De rechtbank stelt vast dat dit pas ter zitting naar voren is gebracht en dat verweerder hier niet op heeft kunnen reageren. De rechtbank laat deze beroepsgrond dan ook op grond van de goede procesorde, buiten beschouwing.
7. Zoals ter zitting is besproken, ziet de aanvraag niet op eenmalige vergoeding van reiskosten, maar om doorlopende, wekelijks terugkerende, reiskosten in het kader van een omgangsregeling die eiseres is opgelegd door de rechter.
8. In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, van de Rva 2005 is bepaald dat opvang omvat de verstrekking van betaling van buitengewone kosten. Uit artikel 17, tweede en derde lid van de Rva 2005 volgt dat het moet gaan om kosten:
  • waarvoor vooraf toestemming is verleend;
  • die noodzakelijk zijn, en;
  • die niet uit de gewone toelage of op andere wijze kunnen worden bekostigd.
9. De rechtbank stelt vast dat anders dan verweerder stelt, uit artikel 9 en 17, en uit de toelichting op artikel 17 van de Rva 2005 niet volgt dat vergoeding van reiskosten als buitengewone kosten enkel plaatsvindt in het kader van asiel- en verblijfsrechtelijke procedures, medische redenen, schoolvervoer of huisvesting in een gemeente. Evenmin is in die artikelen of in de toelichting bij de Rva opgenomen dat kosten die voortvloeien uit persoonlijke omstandigheden of privéproblemen niet worden beschouwd als noodzakelijke kosten. De rechtbank had verweerder ter zitting willen vragen waarop dat standpunt is gebaseerd. Dat was namelijk uit de stukken niet duidelijk geworden en nu verweerder ter zitting niet is verschenen is die duidelijkheid ook toen niet verschaft. De rechtbank acht het standpunt van verweerder dat de kosten niet noodzakelijk zijn dan ook onvoldoende gemotiveerd.
10. De rechtbank stelt verder vast dat uit de toelichting op artikel 17 van de Rva wel volgt dat kosten voor vergoeding in aanmerking komen indien en voor zover deze voor betrokkene onontbeerlijk zijn en niet kunnen worden bekostigd uit de normale toelage. De gemachtigde van eiseres heeft een berekening overgelegd waaruit volgt dat de kosten niet bekostigd kunnen worden uit de normale toelage, dan wel op een andere wijze. Dit standpunt is door verweerder niet betwist in een verweerschrift dan wel met een op zitting ingenomen standpunt. Dat verweerder niet ter zitting is verschenen, komt in zoverre voor zijn eigen rekening en risico. Hij heeft immers de gelegenheid gehad om op dit standpunt van eiseres te reageren, maar heeft dat niet gedaan.
11. Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de rechten van het kind, zoals neergelegd in het Handvest en de Opvangrichtlijn, maar ook in het Verdrag inzake de rechten van het kind, ten onrechte niet of in ieder geval niet kenbaar meegewogen in het besluit.
12. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kosten noodzakelijk en onontbeerlijk zijn. Enerzijds omdat deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat het verweerder al gedurende langere tijd niet is gelukt om eiseres te vestigen in een AZC dichterbij haar dochter, ondanks dat eiseres hierom meerdere keren heeft verzocht, en anderzijds omdat deze kosten zijn opgekomen als gevolg van een door de rechter aan eiseres opgelegde omgangsregeling. Deze omgangsregeling is bovendien noodzakelijk voor het behouden van een goede relatie tussen eiseres en haar dochter en voor de uitoefening van het recht op familieleven.
13. Gelet op al het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder toestemming had moeten verlenen voor deze kosten en deze aanvraag niet had mogen afwijzen. De beroepsgrond slaagt.
14. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Nu er geen andere uitkomst mogelijk is, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt dat de aanvraag van eiseres om reiskosten wordt toegewezen. Dit betekent dat aan eiseres op grond van artikel 17, vierde lid, van de Rva 2005 toestemming wordt verleend voor het wekelijks maken van reiskosten in verband met de omgangsregeling met haar dochter, tot het moment waarop zij overgeplaatst is naar AZC [woonplaats 1] en dat de kosten daarvoor worden vergoed. De rechtbank merkt wel op dat het enkel gaat om die reiskosten van de daadwerkelijke omgang met haar dochter en niet om de reiskosten voor gesprekken met jeugdzorg en de advocaat over de omgangsregeling. Deze gesprekken zou eiseres op andere wijze kunnen voeren, waarvoor reisbewegingen en dus reiskosten niet gemaakt hoeven worden.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat de aanvraag van eiseres om wekelijkse reiskosten in het kader van de omgangsregeling met haar dochter wordt toegewezen;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.602,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.