ECLI:NL:RBDHA:2021:15334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
SGR 20/5831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. M. de Keuning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek WIA-uitkering en weigering nieuwe uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een herzieningsverzoek indiende, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was per 6 november 2017 beëindigd. Eiseres stelde dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven tot herziening van het besluit van 5 september 2017, omdat zij meer arbeidsongeschikt was dan door verweerder was aangenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen en dat er geen nieuwe medische informatie was die leidde tot een andere conclusie. De rechtbank oordeelde dat de ingebrachte medische informatie niet leidde tot een toename van beperkingen en dat de eerdere besluiten van verweerder terecht waren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5831

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder het verzoek van eiseres om herziening van het besluit van 5 september 2017 afgewezen.
Bij besluit van 10 oktober 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 6 mei 2019 geweigerd.
Bij besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 11 november 2021. Eiseres is verschenen. Namens eiseres was ook aanwezig [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was voorheen werkzaam als keukenassistente voor gemiddeld 24 uur per week. Eiseres heeft zich op 24 januari 2013 ziek gemeld. Bij besluit van 30 april 2015 is aan eiseres per 22 januari 2015 een WIA-uitkering toegekend. Op 22 juni 2017 heeft verweerder namens de ex-werkgever van eiseres een herbeoordelingsverzoek ontvangen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder bij besluit van 5 september 2017 de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 6 november 2017 beëindigd.
1.2
Op 30 augustus 2019 heeft verweerder een herzieningsverzoek en een melding verslechterde gezondheid van eiseres ontvangen. Vervolgens heeft verweerder de primaire besluiten genomen. Het primaire besluit I berust op het standpunt dat niet wordt teruggekomen op de beslissing van 5 september 2017 omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres heeft geen nieuwe informatie naar voren gebracht. Bij het primaire besluit II is bepaald dat geen recht bestaat op een WIA-uitkering per 6 mei 2019.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd. Het bestreden besluit handhaaft verweerder zijn standpunt.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat zij zich meer arbeidsongeschikt acht dan door verweerder is aangenomen. Volgens eiseres is er wel sprake van nieuwe feiten en omstandigheden waardoor de oorspronkelijke beslissing van 5 september 2017 herzien dient te worden. Zij voert hiertoe aan dat uit de beschikbare en bij bezwaar ingebrachte medische informatie wel degelijk is op te maken dat het langdurig onopgemerkt gebleven B12 tekort heeft geleid tot verdere complicaties en dat deze bij herziening van het besluit van 5 september 2017 wel zouden moeten leiden tot het aannemen van meer beperkingen. Dit geldt volgens eiseres ook voor de toegenomen klachten en beperkingen na september 2017. Uit de reeds ingebrachte medische informatie is op te maken dat eiseres sinds de laatste beoordeling in 2017 verschillende behandeltrajecten heeft doorlopen als gevolg van toegenomen klachten. Eiseres kan de conclusie van de verzekeringsartsen niet onderschrijven dat ook bij aannemen van toegenomen klachten dit niet leidt tot toename van beperkingen en om deze reden de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet hoeft te worden aangepast.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2
De primaire arts heeft eiseres op 20 september 2019 medisch onderzocht en hiervan op 27 september 2019 rapport opgesteld, geaccordeerd door de verzekeringsarts. Deze arts heeft in het rapport vermeld dat er op basis van het onderzoek geen sprake is of is geweest van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak waarvoor eerder tijdens de WIA-periode beperkingen werden aangenomen. Naar aanleiding van ingebrachte (medische) informatie heeft de primaire arts op 8 oktober 2019 een aanvullend rapport opgesteld, geaccordeerd door de verzekeringsarts. De arts heeft in het rapport vermeld dat de ingebrachte informatie niet leidt tot een toename in beperkingen.
4.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op 6 juli 2020 een rapport opgesteld, gebaseerd op dossieronderzoek, de hoorzitting van 2 juli 2020 en de ingebrachte (medische) informatie van internist-hermatoloog Y.W. van den Berg van 18 september 2019 en van 6 januari 2020, psycholoog N. Korbee van 27 januari 2020, maag-darm-leverarts in opleiding D.F. Boerwinkel en maag-darm-leverarts L.E. Perk van 18 juli 2019, neuroloog M. Tonk van 10 juli 2019, arts S.J.G. Kingma van 24 december 2019 en de diëtist van 18 oktober 2019. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden en ook niet van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Bij e-mail van 13 juli 2020 heeft eiseres (medische) informatie ingebracht van radioloog Ph. Pevenage van 23 maart 2020 en 21 april 2020 en van arts R.J. Boelen en neuroloog R.D. Oedit van 7 maart 2020 en 26 maart 2020. Uit het bestreden besluit blijkt dat deze ingebrachte (medische) informatie niet heeft geleid tot een ander inzicht bij de verzekeringsarts b&b.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht, eiseres gehoord op het spreekuur en de in bezwaar ingebrachte (medische) informatie bij de oordeelsvorming betrokken. Uit het medisch rapport blijkt dat alle klachten van eiseres en alle beschikbare informatie zijn meegenomen in de beoordeling.
4.5
De verzekeringsarts b&b is van mening dat het vitamine B12 tekort van eiseres geen ander licht werpt op de problematiek van toen. Het tekort is mogelijk een bijdragende factor geweest in een uitgebreid klachtenpatroon dat tot op heden onvoldoende verklaard is. De verzekeringsarts b&b wijst er hierbij op dat klachten van een vitamine B12 tekort in algemene zin leiden tot klachten als vermoeidheid en diarree en pas in ernstige gevallen – waarvoor hier geen aanwijzingen zijn – tot tintelingen en krachtverlies op neurologische basis. Dat is bij eiseres niet aangetoond. De verzekeringsarts b&b concludeert hieromtrent dat er geen reden is om terug te komen van de beëindiging van de uitkering in 2017. Wat betreft de toegenomen beperkingen van eiseres overweegt de verzekeringsarts b&b dat niet kan worden gezegd dat eiseres toegenomen beperkt is geraakt als gevolg van een aandoening die in september 2017 al speelde en toen ook beperkingen gaf. Het vitamine B12 tekort geeft geen aanleiding tot het aannemen van extra beperkingen. Het heeft waarschijnlijk enigszins bijgedragen aan het klachtenpatroon en de ervaren belemmeringen maar een concrete toename van beperkingen valt er na september 2017 niet aan toe te schrijven, aldus de verzekeringsarts b&b. Verder heroverweegt de verzekeringsarts b&b dat er een bijnierafwijking is, maar zonder biochemische afwijkingen. Deze bijnierafwijking gaf eerder geen beperkingen en omdat geen sprake is van biochemische veranderingen is het niet aannemelijk dat dit nu wel beperkingen oplevert. Eiseres heeft een periode (toegenomen) buikklachten gehad, maar volgens de verzekeringsarts b&b was dit niet gerelateerd aan de klachten die in 2017 en eerder speelden. Er bleek geen sprake te zijn van een blindedarmontsteking en voor zover er een alvleesklierprobleem is geweest, is dat van tijdelijke aard gebleken. Er is geen toename van beperkingen vanuit de problematiek waarmee bij de beëindiging van de WIA-uitkering in 2017 rekening gehouden is, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.6
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor herziening van het besluit van 5 september 2017 en dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak. Voor zover de ervaren klachten in verband worden gebracht met de klachten die destijds aanwezig waren bij de WIA-beoordeling in 2017, ontbreekt een objectieve medische onderbouwing. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geldt dat niet de ervaren klachten, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing op basis waarvan een verband kan worden gelegd tussen de veelvuldigheid van klachten die eiseres ervaart en de klachten waarvoor beperkingen in de FML zijn aangenomen ten tijde van de WIA-beoordeling in 2017. Daarbij merkt de rechtbank op dat de stukken die eiseres in beroep heeft ingebracht zien op de periode na de datum in geding. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om van het standpunt van de verzekeringsarts b&b af te wijken. De rechtbank tekent daarbij aan dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen. Het is hun taak, bevoegdheid en specifieke deskundigheid om beperkingen vast te stellen.
4.7
Het vorenstaande betekent dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onrechtmatig is. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden het verzoek van eiseres om herziening van het besluit van 5 september 2017 heeft afgewezen en een WIA-uitkering aan eiseres met ingang van 6 mei 2019 heeft geweigerd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.