ECLI:NL:RBDHA:2021:15351
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 december 2020. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 februari 2021, waar de gemachtigde van verzoeker niet aanwezig was, heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL21.1993) die verband hield met het beroep van verzoeker. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.