ECLI:NL:RBDHA:2021:15485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
NL21.1101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep tegen vermeend besluit tot inbewaringstelling en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft verzoeker op 24 januari 2021 beroep ingesteld tegen een vermeend besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot het opleggen van een maatregel van bewaring. Echter, de Staatssecretaris heeft geen maatregel van bewaring opgelegd aan verzoeker. Op 28 januari 2021 heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling, waarbij hij de zaak verder op de stukken wilde afdoen. De Staatssecretaris heeft op 2 februari 2021 gereageerd en toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen. De rechtbank heeft op 4 februari 2021 het onderzoek gesloten en bepaald dat een nader onderzoek ter zitting niet nodig was, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoeker op 28 januari 2021 het beroep tegen het vermeende besluit heeft ingetrokken. De gemachtigde van verzoeker heeft in het verzoek om schadevergoeding aangegeven dat verzoeker ten onrechte minimaal één dag van zijn vrijheid is beroofd op 22 januari 2021, zonder dat er een besluit tot inbewaringstelling is uitgevaardigd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat uit de stukken niet blijkt dat verzoeker zonder geldige titel is vastgehouden, noch dat er sprake is geweest van een vreemdelingrechtelijke aanhouding. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier, en is op 8 maart 2021 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.1101
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek-de Graaf).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 24 januari 2021 beroep ingesteld tegen een vermeend besluit van verweerder tot het opleggen van een maatregel van bewaring.
Verweerder heeft echter geen maatregel van bewaring opgelegd aan verzoeker.
Op 28 januari 2021 heeft verzoeker het beroep ingetrokken. Daarbij heeft verzoeker een formulier voor het verzoek om een proceskostenveroordeling ingevuld en verzocht de zaak verder op de stukken af te doen.
Verweerder heeft bij brief van 2 februari 2021 hierop gereageerd en op 4 februari 2021 toestemming gegeven om de zaak op de stukken af te doen.
De rechtbank heeft vervolgens op 4 februari 2021 het onderzoek gesloten. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Op 28 januari 2021 heeft verzoeker het beroep tegen het vermeende besluit ingetrokken. Daarbij heeft de gemachtigde van verzoeker in het formulier van het verzoek het volgende opgenomen:
“Eiser is minimaal 1 dag ten onrechte van zijn vrijheid berooft geweest, te
weten op 22-01-2021 en aan hem is geen besluit inhoudende een Maatregel
van Bewaring uitgereikt, maar slechts een Terugkeerbesluit en een Inreisverbod.”
2. Gezien de motivering in het formulier, begrijpt de rechtbank dit als een verzoek om schadevergoeding en niet als een verzoek om proceskostenvergoeding. Uit de stukken blijkt echter niet dat verzoeker zonder geldige titel is vastgehouden. Ook blijkt uit de stukken niet dat sprake is geweest van een vreemdelingrechtelijke aanhouding. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen feitelijke aanleiding voor het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 maart 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.