Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Hardoar, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 19 februari 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel werd opgeheven op 26 februari 2021, maar de eiser verzocht om schadevergoeding, stellende dat de bewaring onrechtmatig was geweest.
De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was geweest voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring, waaronder het ontbreken van geldige reisdocumenten en het verstrekken van tegenstrijdige gegevens, voldoende waren om aan te nemen dat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om een lichter middel toe te passen, zoals een meldplicht, omdat de persoonlijke omstandigheden van de eiser en zijn eerdere gedrag dit niet rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier mr. S. Bazaz en werd openbaar gemaakt op 5 maart 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.