ECLI:NL:RBDHA:2021:15520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en medische behandeling van eiser met leukemie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die lijdt aan leukemie, een verblijfsvergunning aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van de eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij in Duitsland geen toegang heeft tot medische zorg na een negatieve beslissing op zijn asielverzoek.
Tijdens de zitting op 9 maart 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening beriep, aangezien Duitsland had ingestemd met een verzoek om terugname van de eiser. Eiser voerde aan dat hij op grond van artikel 17 van de Dublinverordening recht had op behandeling in Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij in Duitsland geen adequate medische zorg zou ontvangen.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld door de medische situatie van eiser niet ter advisering voor te leggen aan het Bureau Medische Advisering. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de overdracht naar Duitsland een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid zou inhouden. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.