In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2021 een beschikking gegeven inzake het verzoek van een eenmanszaak om een afkoelingsperiode van vier maanden af te kondigen op basis van artikel 376 van de Faillissementswet. Het verzoekschrift werd ingediend op 12 juli 2021 en de behandeling vond plaats via een videoverbinding op 29 juli 2021. De verzoeker, handelend onder de naam van zijn eenmanszaak, heeft aangegeven dat hij in financiële problemen verkeert en dat hij een akkoord wil aanbieden om zijn schulden te herstructureren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in een toestand verkeert waarin hij redelijkerwijs niet in staat is om zijn schulden te betalen, maar nog niet in een faillissement verkeert. De rechtbank heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode onderbouwd door te stellen dat zonder deze periode de onderneming van de verzoeker in gevaar zou komen door verhaalsacties van schuldeisers. De rechtbank heeft ook de belangen van de schuldeisers in overweging genomen en geconcludeerd dat de afkoelingsperiode hen niet wezenlijk zou schaden. De rechtbank heeft de verzoeker opgedragen om uiterlijk op 12 oktober 2021 informatie te verstrekken over de voortgang van de samenwerking met een nieuwe toeleverancier en het levensvatbaarheidsonderzoek. De afkoelingsperiode is ingegaan op 12 augustus 2021 en zal duren tot 12 december 2021.