Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.21342
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Jahanyar).
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 juni 2020 met zaaknummer NL20.3089. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een
‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiseres. In zijn verweerschrift van 29 december 2020 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn, die is opgelegd door de rechtbank in de uitspraak van 24 juni 2020 op 20 augustus 2020 is verstreken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
6. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgen en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiseres wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiseres kan beslissen. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 1. In die uitspraak heeft de afdeling bepaald dat de beslistermijnen die de rechtbank oplegt aan verweerder niet onnodig lang en ook niet onrealistisch kort mogen zijn. Eiseres heeft al de mogelijkheid gehad om haar asielaanvraag te onderbouwen. Een eerste en een nader gehoor hebben namelijk al plaatsgevonden. Eiseres zal nog worden uitgenodigd voor een aanvullend gehoor. Verweerder kan echter geen indicatie geven van wanneer dit gehoor zal plaatsvinden. De aanvraag van eiseres is opgenomen in de VA-procedure, en die aanvragen hebben meer tijd nodig. Verweerder stelt dat een 8+8 weken model, zoals in de voornoemde uitspraak van de afdeling is aangewezen, wenselijk is. Verweerder verzoekt de rechtbank om een termijn van acht weken op te leggen voor het houden van een aanvullend gehoor en een termijn op te leggen van acht weken vanaf de dag van dat gehoor om alsnog te beslissen op de aanvraag van eiseres.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres haar asielaanvraag heeft kunnen onderbouwen. Eiseres heeft meerdere gehoren gehad (aanmeldgehoor, eerste gehoor, nader gehoor) en is in de gelegenheid gesteld om haar correcties en aanvullingen hierop in te dienen. Verder blijkt uit de stukken dat de asielaanvraag van eiseres in de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) wordt behandeld.
8. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van tien weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat er nog een aanvullend gehoor moet plaatsvinden, maar de door verweerder gevraagde periode van acht weken om dat gehoor te plannen vindt de rechtbank te lang. Daarbij is ook van belang dat er sinds het verweerschrift al weer enkele weken zijn verstreken. De rechtbank vindt dat van verweerder verwacht mag worden dat het aanvullende gehoor nu binnen twee weken plaatsvindt en dat er vervolgens binnen twee weken een voornemen wordt genomen. Omdat eiseres daarop vervolgens nog haar zienswijze mag geven voordat verweerder een besluit neemt, komt de rechtbank in dit geval op een beslistermijn van tien weken. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020.