ECLI:NL:RBDHA:2021:15555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/6648 en 20/6649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) op basis van onvoldoende inspanningen en niet tijdig gemelde vacature

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Filipijnse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) met als doel arbeid in loondienst te verrichten. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat er drie weigeringsgronden van toepassing waren volgens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever van de eiseres niet voldoende inspanningen heeft geleverd om de functie door prioriteitgenietend aanbod te laten vervullen. Dit werd ondersteund door een negatief advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldeed aan de functie-eisen en dat er voldoende werkzoekenden beschikbaar waren voor de functie.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de werkgever de vacature niet tijdig had gemeld bij het Uwv, wat een andere weigeringsgrond vormde. De rechtbank benadrukte dat de regels uit de Wav strikt zijn en dat de Staatssecretaris terecht tot afwijzing van de aanvraag is overgegaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. E. Diele, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/6648 en 20/6649
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 3 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1994 , van Filipijnse nationaliteit,

V-nummer: [V-nummer] ,
eiseres/verzoekster
(gemachtigde: J. Hobbelink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) om een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) met als verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die via een Skype-verbinding heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. J.J.M. van den Boogaard van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Namens eiseres is een aanvraag voor een GVVA ingediend voor het verrichten van arbeid in de functie van ‘assistent sterilisatie en omloop’ in [bedrijf] (de werkgever).
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Op grond van artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan de gevraagde vergunning worden verleend als er geen weigeringsgrond van toepassing is. Verweerder heeft het Uwv om advies gevraagd. Het Uwv heeft negatief geadviseerd om de vergunning te verlenen, omdat er drie weigeringsgronden van toepassing zijn, namelijk de gronden van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, onder b, en onder c, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Verweerder heeft dit advies gevolgd en aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de adviezen van het Uwv aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. De adviezen van het Uwv zijn deskundigenadviezen en eiseres heeft geen aanleiding gegeven voor twijfel aan de zorgvuldigheid of inzichtelijkheid van de adviezen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, en onder c, van de Wav. Het Uwv heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet is aangetoond dat eiseres aan het functie-vereiste voldoet van MBO 3 werk- en denkniveau en dat het dus in feite gaat om een ongeschoolde functie, omdat eiseres zelf ook ongeschoold is en zij door de werkgever wel geschikt is bevonden voor de functie. De gemachtigde van eiseres heeft dit ter zitting erkend. Alleen al uit de database van het Uwv blijkt dat er meerdere werkzoekenden zijn die de functie zouden kunnen vervullen. Ook dit heeft eiseres op zich niet weersproken. Dat niet alle potentiële kandidaten ook daadwerkelijk in de omgeving van de werkgever wonen en zullen reageren op de vacature maakt dat niet anders. Het Uwv heeft erop gewezen dat het aan de werkgever zelf is om hen actief te benaderen. Dat dit voldoende is gebeurd door de werkgever is niet gebleken. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat voor de functie prioriteitgenietend aanbod aanwezig is en zich, onder verwijzing naar de adviezen van het Uwv, terecht op het standpunt gesteld dat de werkgever niet heeft aangetoond voldoende inspanningen te hebben geleverd om de functie door prioriteitgenietend aanbod te laten vervullen.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook de weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wav terecht heeft tegengeworpen. De werkgever heeft weliswaar ruim vijf weken van tevoren een vacature gemeld bij het Uwv, maar de werkgever heeft de vacature ‘tandartsassistente’ gemeld, niet de gevraagde functie van ‘assistent sterilisatie en omloop’. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de juiste vacature niet ten minste vijf weken voor de aanvraag bij het Uwv is gemeld.
6. De rechtbank overweegt dat de wens van eiseres en de werkgever weliswaar begrijpelijk is, maar dat dit onvoldoende is om het wettelijke systeem te passeren. De rechtbank wijst erop dat de regels uit de Wav strikt zijn en dat de genoemde weigeringsgronden zodanig zijn geformuleerd dat verweerder hier niet van kan afwijken en daarom terecht tot afwijzing van de aanvraag is overgegaan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat op het beroep wordt beslist, is er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek wordt afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.