ECLI:NL:RBDHA:2021:15555
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) op basis van onvoldoende inspanningen en niet tijdig gemelde vacature
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Filipijnse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) met als doel arbeid in loondienst te verrichten. De aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat er drie weigeringsgronden van toepassing waren volgens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever van de eiseres niet voldoende inspanningen heeft geleverd om de functie door prioriteitgenietend aanbod te laten vervullen. Dit werd ondersteund door een negatief advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldeed aan de functie-eisen en dat er voldoende werkzoekenden beschikbaar waren voor de functie.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de werkgever de vacature niet tijdig had gemeld bij het Uwv, wat een andere weigeringsgrond vormde. De rechtbank benadrukte dat de regels uit de Wav strikt zijn en dat de Staatssecretaris terecht tot afwijzing van de aanvraag is overgegaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. E. Diele, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.