Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposant] , opposant (gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 februari 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door A. Akgün. De opposant had op 14 april 2020 beroep ingesteld omdat de geopposeerde niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank had eerder, op 25 augustus 2020, het beroep gegrond verklaard en de geopposeerde opgedragen binnen zestien weken een besluit te nemen. De opposant stelde verzet in tegen deze uitspraak, omdat hij meende dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt te onderbouwen en dat de geopposeerde relevante stukken had nagelaten toe te voegen aan het dossier.
De rechtbank oordeelde dat de uitspraak van 25 augustus 2020 was gedaan op basis van een onvolledig dossier, aangezien de geopposeerde had erkend dat hij verzuimd had om alle relevante stukken aan de rechtbank te overleggen. De rechtbank concludeerde dat, indien alle stukken bekend waren geweest, de uitspraak anders zou zijn geweest. Daarom kon de eerdere uitspraak niet in stand blijven. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en gaf de opposant de gelegenheid om zijn standpunt met betrekking tot het besluit van 27 juli 2020, dat betrekking had op de hoogte van de dwangsom, verder toe te lichten. Tevens werd de opposant een vergoeding voor de proceskosten toegekend, die door de geopposeerde diende te worden betaald.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.