Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.de rechtspersoon naar vreemd recht
te Brande (Denemarken),
1.OFM B.V.,
[naam] HOLDING B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 april 2020;
- de akte overlegging producties van de zijde van Bestseller c.s. met producties EP01 tot en met EP17;
- de conclusie van antwoord, met producties GP01 tot en met GP22;
- de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van Bestseller c.s. met producties EP18 tot en met EP21;
- het proces-verbaal van de op 12 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling, met daaraan gehecht de door partijen overgelegde pleitnotities.
2.De feiten
- het Uniewoordmerk ONLY, op 25 september 1997 aangevraagd en op 7 januari 2000 geregistreerd met nummer 000638833 voor waren in de klassen 14, 18, 25;
- het Beneluxwoordmerk ONLY, op 12 oktober 1995 gedeponeerd en op 1 oktober 1996 ingeschreven met nummer 0584120 voor waren in de klasse 25 (kledingstukken en schoeisel).
- your client changes its use the letter "O" within 2 months, including on marketing material
- the new font must be approved by our client
– onder meer – het volgende meegedeeld:
[sic]the letter O.
2.11. (De gemachtigde van) OFM c.s. heeft bij brief van 9 november 2007 als volgt gereageerd:
Undertakingopgenomen:
3.Het geschil
4.De beoordeling
“the trademark ONLY FOR MEN”.Daarmee wordt gedoeld op het 2007-merk, ook het enige merk waarover OFM op het moment van het sluiten van de overeenkomst beschikte. Voorts beperkt punt 1 de toestemming tot het onder Annex 1 afgebeelde logo:
To only use the trademark ONLY FOR MEN in the figurative combination depicted in Annex 1. De punten onder 2, 3, 4 en 5 van de overeenkomst vormen naar het oordeel van de rechtbank toevoegingen dan wel aanvullingen op punt 1.
Only you (alleen jij),
Only cosmetics(alleen cosmetica) en
Only hearts(alleen hartjes), wat neerkomt op een heel ander gebruik dan alleen het woord ONLY zonder daarmee iets te omschrijven dan wel beschrijvend te zijn voor de aard van de waar. De vraag of het ONLY-merk kwalificeert als bekend merk in de zin van artikel 9 lid 2 sub c UMVo dan wel artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE – hetgeen OFM c.s. bestrijdt – kan in het midden blijven nu – zoals de rechtbank hierna nader toelicht – sprake is van verwarringsgevaar, zodat de vorderingen reeds op grond van artikel 9 lid 2 sub b UMVo en artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE zullen worden toegewezen.