ECLI:NL:RBDHA:2021:15585
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na verlening internationale bescherming in Bulgarije
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd, had tegen een eerder besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 24 februari 2021, verklaarde de aanvraag van de verzoeker niet-ontvankelijk, omdat aan hem in Bulgarije internationale bescherming was verleend.
De zitting vond plaats op 16 maart 2021, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL21.2992, besproken. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.