ECLI:NL:RBDHA:2021:15592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
NL21.3218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Zweden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, die samen met zijn minderjarige zoon een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, was van mening dat zijn aanvraag ten onrechte niet in behandeling was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had zich op het standpunt gesteld dat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.

Eerder had de rechtbank op 19 januari 2021 het besluit van de Staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, bij een nieuw besluit op 4 maart 2021 werd wederom de aanvraag niet in behandeling genomen op dezelfde grond. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 16 maart 2021, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in een aanverwante zaak (NL21.3217), een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Locatie Amersfoort
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3218
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker]V-nummer: [V-nummer] verzoeker mede namens zijn minderjarige zoon:
[verzoeker 2], V-nummer: [V-nummer 1] (gemachtigde: mr. A. Hol),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 19 januari 2021 het hiertegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw niet in behandeling genomen op de grond dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.3217 plaatsgevonden op 16 maart 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Belyaeva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.3217, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
26 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.A. Banga T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.