ECLI:NL:RBDHA:2021:15604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/2222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021, in de zaak met nummer AWB 20/2222, werd een verzoek behandeld van de verzoeker, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, om vergoeding van proceskosten. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, dat op 18 februari 2020 was genomen. Na het indienen van het bezwaar, dat op 8 september 2020 gegrond werd verklaard, trok de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg hij om vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan worden opgelegd. De verweerder had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten van de verzoeker en de voorzieningenrechter stelde deze kosten vast op € 534,-. Dit bedrag was gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast werd bepaald dat de verweerder ook het griffierecht dat de verzoeker had betaald, moest vergoeden.

De beslissing van de voorzieningenrechter was dat de verweerder werd veroordeeld tot betaling van € 534,- aan de verzoeker en dat het griffierecht vergoed moest worden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is op 29 maart 2021 gedaan en er kan geen hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2222

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 24 november 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 februari 2020 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in bezwaar gegaan en heeft ook om een voorlopige voorziening gevraagd. Op 8 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van 534,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:82 van de Awb).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 534,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
-bepaalt dat verweerder het griffierecht dat verzoeker heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 29 maart 2021.
griffier voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet